Inleiding
1 of 2

Extra Informatie

Kruiden vermenigvuldigen en onderhoud

Standplaats

Heel wat keukenkruiden komen uit het Middellandse Zeegebied en vragen dan ook een zonnige en beschutte standplaats. 95% van de kruiden hebben zon nodig om hun etherische oliën te vormen.

Sommige planten verlangen schaduw: kervel, hondsdraf , peterselie …

Kruiden met een soepel, weinig stevig blad met een relatief groot bladoppervlak hebben meestal veel vocht nodig. Planten met harde, smalle, leerachtige bladeren verdampen minder en geven meestal aan dat de plant niet veel vocht nodig heeft of verdraagt.

Veel aromatische kruiden uit het Zuiden houden van een stenige ondergrond.

1. Vermenigvuldigen

Zaaien
Er kan ter plaatse gezaaid worden of vooraf binnen in potjes.
Basilicum bijvoorbeeld is zeer vorstgevoelig en mag niet buiten voor de IJsheiligen (half mei).

Aandacht :
Vorstkiemers zoals kamille, roomse kervel moeten een koudeprik krijgen voor ze ontkiemen. Lichtkiemers zoals bonenkruid, basilicum … hebben licht nodig om te ontkiemen. Dek ze dus niet teveel toe.
Engelwortel en lavas verliezen gemakkelijk hun kiemkracht als het zaad het contact met de grond verliest. Je kan dus beter deze planten zichzelf laten uitzaaien en de jonge plantjes op de gewenste plaats zetten.
Spontane uitzaaiing gaat voor veel kruiden heel goed.

Doorlevende planten
Veel planten laten zich vermeerderen door te scheuren of te delen, zoals bv. tijm, marjolein, Chinese bieslook, citroenmelisse, fuchsia …

Kruiden met een vlezige wortel kan je splitsen ofwel met een spade in grote stukken ofwel met een mes in kleinere stukken. Zo kan je elke groeitop apart zetten en laten uitgroeien tot een nieuwe plant. Dit kan met lavas, smeerwortel, hosta …

Andere, halfheesters, kan je afleggen zoals salie, tijm … vooral als de plant te oud en houterig geworden is om diep in te snoeien.

Het is ook mogelijk om stekken te maken. Stekken kan je maken op verschillende manieren. Bij bladverliezende planten zoals vijgen, bessen … knip je, als het blad gevallen is, een tak van (meestal) eenjarig hout af. Onderaan knip je de tak schuin af net onder een oog en bovenaan net boven een oog. Zorg voor een lengte van ongeveer 25 à 30 cm. Dan steek je de stek in een pot met compost, hou hem vochtig maar niet nat. Hou de stek ook uit de zon.

Halfheesters zoals lavendel, salie, citroenverbena, rozemarijn, bonenkruid … kan je best stekken in april als de groei op gang komt. Zorg er dan wel voor dat de plant niet gesnoeid is in de 2de helft van het jaar. Meestal maak ik stekken op het ogenblik dat ik de struiken ga snoeien. Dan heb je veel snoeihout om stekken te maken.

Je knipt of scheurt een takje af van de plant. Als je de takjes afscheurt heb je een hielstek. Dit wil zeggen dat onderaan waar het takje is afgescheurd een schuin afgetrokken stukje is, een hieltje. De stek maak je niet langer dan 8 à 10 cm. Alle blaadjes wrijf je eraf behalve 1 à 2 blaadjes bovenaan.

Knip je een takje af, knip het schuin af met een scherp mes, dit is een stengelstek. Je kan bij langere takjes om de 10 cm weer een nieuwe stek maken. Telkens wrijf je alle blaadjes eraf behalve 1 à 2 blaadjes bovenaan. Beide soorten stekken gaan tot boven in de compost in een potje, enkel de blaadjes steken nog boven. Hou ze vochtig en warm maar niet nat. Zet ze niet in de zon.

2. Onderhoud

Het onderhoud van kruiden bestaat bijna uitsluitend uit het snoeien en soms het teveel weghalen.

Snoeien
Mediterrane kruiden zoals salie, lavendel worden best gesnoeid in augustus om jonge scheuten te maken. Die overwinteren beter. In maart-april wordt een tweede en korte snoei gegeven. Je kan er ook voor kiezen om enkel in het voorjaar te snoeien en niet in de zomer.

De bedoeling van het snoeien is vooral de plant jong te houden. In de natuur gebeurt dit het jaar door wanneer dieren van de planten eten. Zelf kan je dat ook doen als je gebruik maakt van de kruiden door ze telkens diep af te snijden, dan zal je zien dat ze nieuwe ogen en jonge takjes aanmaken.

Als je in het voorjaar snoeit, als de groei op gang komt, kan je goed zien hoe diep er nog oogjes uitlopen. Als je hierop let, kan je niet te diep snoeien. Als je de planten elk jaar diep snoeit, kan er ook niets misgaan, dan mag je ze telkens gewoon diep afsnijden. Zo krijg je mooi bossige planten.

Aantasting
Kruiden zijn over het algemeen weinig gevoelig voor ziekten. Meestal betekent aantasting of ziekte dat de omstandigheden voor de plant niet goed zijn: te dicht op elkaar, te weinig verluchting, te vochtig …

 

Kruiden en hun functie in de tuin

Vermits we in permacultuur proberen de verschillende elementen in de tuin zoveel mogelijk functies te laten vervullen, zijn er meerdere planten die op diverse manieren meehelpen onze tuin tot een samenwerkend geheel te maken. De verschillende elementen overlappen elkaar vaak en helpers zijn dikwijls ook prooien.

De meeste planten die behulpzaam zijn in de tuin, zijn nog op tal van andere vlakken bruikbaar, bijvoorbeeld als voedsel of toekruid in de keuken, als medicinaal of theekruid, als grondstof voor meubels en zo meer. Maar daarover gaan we het hier niet hebben.

In de tuin kunnen planten dienst doen als beschutting, afsluiting, bodemverbeteraars, plantenbeschermers, voedselleveranciers voor de medewerkers en als bron van welbevinden en genot in de tuin.

Beschutting

Haag, heg of houtkant
Voor een heg of houtkant gebruiken we vooral inheemse bloeiende en besdragende struiken. Ze bieden een onderkomen aan vele soorten vogels, insecten en kleine zoogdieren waarvoor ze ook een corridor zijn waar ze zich onopvallend doorheen kunnen verplaatsen. Daarnaast bieden de besdragende struiken ook voedsel voor de vogels die we graag in onze tuin hebben als opruimers van insecten en slakken.

Je kan echter ook bessenstruiken als afscherming zetten. Kruisbessen blijven laag maar zijn goed bestand tegen wind. Ook andere bessenstruiken kan je als een haag laten fungeren en zo zorgen voor een afremming van de wind. Langs een draad kan je frambozen, braambessen, Japanse wijnbes of taybessen laten groeien. Vooral de taybessen en de braambessen vormen een goede beschutting omdat ze hun blad lang houden. Stekelige planten vinden wij niet zo leuk maar voor vogels vormen ze een extra bescherming.

Voedselleveranciers en nestgelegenheid voor de medewerkers
We willen samenwerken met de natuur en we stellen het werk van de spontane bewoners van onze tuin ten zeerste op prijs. Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat ze voedsel, water en nestgelegenheid vinden in onze tuin.

a) Vogels
Inheemse, besdragende struiken leveren voedsel in de vorm van bessen en insecten. Eénstijlige en tweestijlige meidoorn, sleedoorn en hondsroos zijn aantrekkelijk als nestelplaatsen en leveren bovendien bessen. Samen met de vlier en de lijsterbes zijn ze vooral gegeerd door lijsterachtigen zoals de merel, de grote lijster, de zanglijster … Rozebottels trekken de groenling aan. Kardinaalsmuts lokt het roodborstje en draagt bovendien prachtige,
rode zaaddozen.

Ook aantrekkelijk voor vogels zijn zoete kers, hazelaar, rode kornoelje, zomereik, wintereik, vuilboom en Gelderse roos. De laatste heeft een mooie bloesem en helrode bessen. Die zijn blijkbaar niet zo lekker want die blijven tot een stuk in de winter hangen. Pas als de rest op is,
zullen de vogels ervan eten. Zwarte els lokt sijsjes, haagbeuk lokt de appelvink, es de goudvink. Braambes is interessant als nestgelegenheid, evenals de gewone liguster die geurige, witte bloesemtrossen draagt als je de plant als struik laat groeien. Klimop is eveneens geschikt als vogellokker omdat de bessen pas in het voorjaar rijp zijn wanneer de andere bessen al weg zijn. Taxus, een van onze weinige inheemse naaldbomen draagt bessen die
vogels aantrekken. Let wel op: alle delen van de taxus, behalve het vruchtvlees, zijn uiterst giftig voor mens en dier, vooral ook voor paarden. Vogels, vooral lijsters, eten de bessen maar de huid van de pit wordt niet afgebroken in het verteringsproces waardoor het zijn giftigheid niet afgeeft. De zaden worden ongeschonden afgeleverd in de uitwerpselen.

Is je tuin omgeven door muren, dan kan je ervoor kiezen om klimmers tegen de muren te laten groeien. Net als de struiken vormen ze een nestelplaats en voedselvoorraad voor vogels en insecten. Er zijn tal van mogelijkheden zoals klimroos, knolcapucien, druivelaar, kiwi, klimop, olijfkomkommer, kamperfoelie, bosrank …

Laat allerlei planten bloeien en in zaad gaan. Laat die ook in de winter staan, al zijn ze verdroogd. Ze herbergen massa’s zaden en vaak ook overwinterende insecten. Zo voorzie je de vogels in je tuin van voedsel gedurende de winter als er heel wat minder beschikbaar is. De kaardenbol bloeit en draagt zaden in het tweede jaar. Tijdens de winter komen vooral mezen eten van de talrijke zaden die zich in de zaaddozen bevinden. In het Frans noemt men de kaardenbol daarom ook ‘Cabaret des oiseaux’. Grote klit trekt in het najaar putters of distelvinken, groenlingen en vinken aan met zijn zaden.

b) Insecten
Bloeiende planten trekken vele soorten insecten aan. We denken hierbij aan gewone klimop, hop, wilde wingerd, vingerhoedskruid, boerenwormkruid, wilde marjolein, grote kaardenbol, pastinaak, veldsalie, echte guldenroede, ridderspoor, look-zonder-look en nog vele andere. Bomen en struiken en uiteindelijk alle planten, trekken veel insecten aan en bieden zo een overvloed aan voedsel voor vogels.

Ook vlinders zijn insecten en in de verschillende stadia vormen ze voedsel voor vogels. Vooral rupsen komen soms massaal voor en zijn een feestmaal voor de jonge vogeltjes. Rupsen zijn echte veelvraten want ze moeten heel snel groeien en ze doen dan ook niet veel anders dan eten. Maar ze zijn wel kieskeurig, ze zijn meestal gebonden aan bepaalde planten, de zogenaamde waardplanten.

Ganzerik, bosaardbei, braam en framboos zijn voedselplanten voor de rups van de aardbeivlinder. Voor de esper zijn dat kaasjeskruid, heemst, hibiscus en aanverwante soorten. Jacobskruiskruid en klein kruiskruid zijn voedselplanten voor de mooie Sint-Jacobsvlinder. Brandnetel biedt voedsel voor de rupsen van vele vlindersoorten.

Meer info: http://www.vlinderstichting.nl/

Voor het overwinteren van insecten is het belangrijk stengels van uitgebloeide planten te laten staan tot na de winter. Ook gevallen blad en afgestorven planten laat je liefst liggen tot na de winter zodat insecten, zoals een hommelkoningin, in een holletje in de grond of in de strooisellaag kunnen overwinteren. Kaardenbol en koningskaars zijn slechts een tweetal voorbeelden van gegeerde overwinteringsplaatsen o.a. voor het lieveheersbeestje.

Plantenbeschermers
Door aromatische planten tussen groenten te zetten worden hun geuren gemengd en is er niet zo’n overheersende geur die één bepaalde soort insecten of andere dieren aantrekt. Planten die zich daar goed toe lenen zijn éénjarige, aromatische kruiden die zichzelf spontaan uitzaaien zoals o.a. dille, scharlei en koriander. Als doorlevende kruiden zijn lavendel, salie, tijm, rozemarijn en dergelijke interessant. Ze vragen weinig werk, enkel een  snoeibeurt elk jaar. Het snoeisel ervan is ook goed bruikbaar als mulch.

Stikstofbinders
Stikstofbinders zijn planten waarvan de wortels in symbiose leven met bacteriën die de stikstof uit de grond omzetten in een opneembare vorm voor de plant. Symbiose is een samenlevingsvorm met wederzijds gewin. De plant levert suikers aan de bacteriën, de bacteriën leveren opneembare stikstof aan de plant. Van nature komt dit vooral voor op bodems met weinig stikstof waar de natuur op die manier erin voorziet. De bacteriën vallen de plant aan die hen inkapselt. Je kan de knobbeltjes rond de wortels van de plant zien hangen als je die uittrekt. Ook planten in de omgeving zouden er baat bij hebben.

Let wel: de meeste stikstof wordt door de plant zelf opgenomen wanneer ze in zaad gaat. Dus peulvruchten die je wil oogsten leveren niet zoveel maar toch enige stikstof aan de bodem. Het zijn vooral de vlinderbloemigen zoals peulvruchten, els, Robinia pseudoacacia en klaver
die als stikstofbinders gesignaleerd staan.

Mijnplanten of Bodemverbeteraars
Mijnplanten of bodemontsluiters zijn planten die diep in de bodem doordringen met hun wortels en zo de bodem openbreken. Zij halen mineralen diep uit de grond naar boven en maken die beschikbaar voor planten die niet zo diep wortelen. Bovendien breken ze compacte grond open en zorgen ze voor kanaaltjes waar het water doorheen kan.

Het is aangewezen ze af te snijden voor ze in zaad gaan zodat ze zich niet mateloos vermenigvuldigen. Telkens als ze worden afgesneden, heb je mineraalrijke mulch en maken ze opnieuw blad.

Enkele voorbeelden van dergelijke planten zijn heermoes, ridderzuring, distel, smeerwortel, mierikswortel en klein hoefblad.

Mulchmateriaal
Heb je een haag, heg of houtwal dan kan je de dunne takken versnipperen als mulchmateriaal. Haagsnoeisel is kant en klaar om te gebruiken. Het gevallen blad van bomen en struiken is eveneens een welkome aanvulling. Snoeihout allerhande, liefst zonder stekels of doornen, is eveneens interessant om de bodem te bedekken, niet alleen op paden maar ook op teeltbedden, rond bomen, aan de voet van bessenstruiken en frambozen.

Verdroogde stengels van kruidachtigen zoals aardpeer, koningskaars, Griekse alant en dergelijke laten zich goed versnipperen en verteren relatief langzaam net zoals houtsnippers.

Extra planten laten doorgroeien tot ze wat groter zijn, is een manier om vrij gemakkelijk over meer mulch te beschikken. Je kan het blad afsnijden, als mulch gebruiken en de plant maakt nieuw blad aan. Dat kan zo meerdere malen doorgaan. Dat lukt goed bij kleine bereklauw, die wellicht spontaan opduikt in de tuin, paardenbloem, ridderzuring, grote engelwortel en wellicht nog vele andere. Bij smeerwortel werkt dat ook zeer goed.

Afgestorven planten zoals de ranken van staakbonen en erwten, pompoenplanten, augurken, komkommers, courgetten, Oost-Indische kers en Nieuw-Zeelandse spinazie zijn allemaal nuttig. Leg ze wel telkens op een hoop zodat het licht er niet doorheen kan. Grasmaaisel is ook bruikbaar maar het mag niet te dik liggen omdat het dan gaat gisten. Gemengd met gevallen herfstblad is het een heel goede mulch.

Grondstof voor tuinbouwsels
Meestal wordt wilg gebruikt om te vlechten maar voor tuinvlechtwerk zijn hazelaar en es nog interessanter. Vers gebruikt zijn ze heel soepel en zijn ze sterker en duurzamer dan wilg. Voor minder duurzaam buitenvlechtwerk zijn ook takken van doornloze bramen geschikt.

Voor levende bouwsels zijn takken van wilg geschikt. Alle loofbomen zijn ervoor te gebruiken mits ze voorzien zijn van een wortelkluit.

Decoratieve elementen
Kardoen trekt de aandacht door de combinatie van zijn groot decoratief blad met de kleur ervan. Later zijn het de prachtige bloemen die in het oog springen.

Grote engelwortel heeft eveneens een mooi en groot blad gevolgd door prachtige zaadbollen.

Driekleurige viooltjes vormen overal in de tuin verspreid een kleurig sieraad, bijna het gehele jaar door.

Bloeiende scharlei trekt de aandacht door de geur als je er langskomt terwijl er een zacht briesje waait of wanneer je in het voorbijgaan toevallig de plant aanraakt.

Shiso met het donkerrode blad tooit zich laat in de zomer met kaarsen van lilabloemetjes. Je kan er niet naast kijken.

In de lente verspreidt de Amerikaanse zwarte bes een heerlijke geur met de gele bloemetjes.

De lichtblauwe ereprijsbloemetjes, laag bij de grond maar niet minder mooi, sieren het gazon of de open plekken in de tuin.

Kardinaalsmuts heeft in de herfst helderrode bladeren en opvallend gekleurde doosvruchten.

En dan de vele bloesems van de fruitbomen in de lente!