Inleiding
1 of 2

Dierbespreking: Mieren (Formicidae)

Ze waren met velen de voorbije zomer, overal in de tuin waren ze actief. Of vielen ze gewoon meer op? Het zijn fascinerende beestjes. Ik heb er al heel wat over gelezen en het blijft boeiend. Je moet er enkel voor zorgen dat je niet met blote voeten of handen hun nest verstoort.

Ze zijn met velen

Mieren zijn er altijd en ondanks hun individueel minimaal gewicht, 1 à 2 milligram in onze streken, vormen ze een groot deel van de insectenbevolking. In sommige tropische bossen schat men dat de biomassa van mieren 70% uitmaakt van de biomassa van de insecten. Mieren zijn wereldwijd verspreid en leven in uiteenlopende biotopen.

In België leven er zo’n 76 soorten van de 12 duizend beschreven soorten. Mieren behoren net zoals bijen en wespen tot de vliesvleugelen of Hymenoptera. De meeste mieren, op de geslachtsmieren na, hebben echter geen vleugels omdat ze vooral ondergronds leven en vleugels daar enkel een ballast zijn.

In onze tuinen komen vooral de zwartbruine wegmier en de grasmier voor. Verder komen de gele weidemier, de reuzenmier en de rode bosmier courant voor in onze streken.

Levenswijze en voortplanting

Mieren zijn sociale insecten die in kolonies leven. In een kolonie leven een koningin, veel werksters en in sommige perioden ook mannetjes en nog jonge, onbevruchte koninginnen.

De werksters zijn veruit het sterkst vertegenwoordigd en ze staan in voor alle taken behalve voor het eileggen en het bevruchten. Ze verzorgen de larven, verkenners gaan op zoek naar voedselbronnen, andere brengen het voedsel aan, soldaten zorgen voor de verdediging van het nest.

Communicatie

Mieren wisselen informatie uit over de route naar voedsel, de aanwezigheid van een prooi, een aanval van een vijandig mierenvolk. Mieren zien met hun facetogen vooral beweging. Om mekaar te herkennen is de geur van fundamenteel belang. Ruiken en proeven doen ze met hun voelsprieten. Daarop zitten chemische sensoren waardoor mieren ongelooflijk veel verschillende geuren kunnen waarnemen, die wij niet opmerken. Met hun geurstoffen geven ze berichten door aan elkaar.

De geur die elke mier meedraagt is de eigen nestgeur. Zo wordt een vreemde indringster onmiddellijk herkend.

Mieren in de tuin

We vinden het niet zo prettig om mieren in de tuin tegen te komen. Meestal merk je ze pas op wanneer je per ongeluk een nest verstoort. Als je niet snel uit de onmiddellijk omgeving weg bent, loop je het risico op een of meer beten. Toch zijn mieren ook een nuttig onderdeel van de levensgemeenschap in de tuin.

Ze bouwen hun nest ondergronds met vele kamers. Hierdoor ontstaan er veel gangen en wordt de bodem luchtiger. Soms bouwen ze hun nest nog verder uit bovengronds tegen een plant bijvoorbeeld. Dan zie je hoe fijn gekorreld de aarde is in een mierennest.

Mieren zijn opruimers, ze eten andere insecten, dood of levend, en ze ruimen kadavers op. Ze houden ook van zoet en gaan daarom luizenkolonies melken. Zo verkrijgen ze de zoete stof die honingdauw genoemd wordt en erg plakkerig is. Het is het teveel aan zoet dat de luizen uitscheiden. In ruil voor de honingdauw houden ze vijandige insecten weg van de luizen, maar soms gaan ze ook de luizen eten.

Mieren zijn niet leuk maar ze hebben wel hun functie in de tuin. Laat de beestjes maar hun werk doen.

Meer weten?

De Mierenmaatschappij. Over het leven van mieren en wat wij mensen van ze kunnen leren, Susanne Foitzik en Olaf Fritsche, 20109, ISBN978 90 245 9033 9