De kever dankt zijn naam aan het feit dat de mannetjes een stevige, gebogen hoorn dragen op hun kop.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Oryctes komt van het Griekse woord oruktes dat ’graver’ betekent. Nasicornis is het Latijn voor hoorndrager.
De neushoornkever behoort tot de bladsprietkevers zoals de meikever, en tot de onderfamilie van de reuzenkevers. Hij is een van de weinige kevers van deze onderfamilie die voorkomt tot in noordelijk Europa. De noordelijke grens ligt in Scandinavië en de zuidelijke in Noord-Afrika. Alle andere leden van de reuzenkevers leven rond de Evenaar.
Het is niet gemakkelijk om een neushoornkever te zien omdat de kevers slechts korte tijd leven. De larven daarentegen kan je tegenkomen in composthopen of hopen van houtsnippers. Bij Yggdrasil vinden we er af en toe in de hoop houtsnippers.
De neushoornkever heeft een lengte van twee tot vier centimeter. Hij heeft een glanzend, donker, roodbruin uiterlijk. Het mannetje heeft een naar achter gebogen hard uitsteeksel op zijn kop. Het uitsteeksel is bij het vrouwtje onopvallend. De kop is relatief klein en iets donkerder dan de rest. De kever heeft dekschilden die bijna het gehele lichaam bedekken.
De kever leeft slechts korte tijd. Hij is te zien tijdens de periode van de voortplanting, dit is van juni tot augustus. ’s Nachts gaat het mannetje op zoek naar een vrouwtje. Hierbij komt zijn hoorn van pas als hij concurrentie krijgt van andere mannetjes. Hij duwt ze met zijn hoorn om, de kever die op de rug valt is weerloos want het kost hem heel veel moeite om terug op zijn pootjes te komen. Na de paring legt het vrouwtje haar eitjes in hopen verrottend organisch materiaal.
De neushoornkever is een warmteminnende soort. De larve ontwikkelt zich gedurende drie tot vijf jaar, afhankelijk van de temperatuur en het voedselaanbod. De dikke larve ziet eruit als een rups maar is C-vormig gekromd, wit tot ecru met een bruine kop. Door de oranje haartjes waarmee ze begroeid is, heeft ze een oranje gloed. Ze wordt zo’n tien centimeter lang.
Ze voedt zich met rottend hout, houtzaagsel en plantaardig afval dat verrot. Door het gistingsproces in de hopen krijgt de larve de noodzakelijke warmte om zich te ontwikkelen.
De kever komt steeds meer voor nadat hij jaren in aantal afnam als gevolg van het sluiten van zagerijen. Nu meer en meer compost gemaakt wordt, geniet hij van de warmte en het afval in composthopen.
Als de larve dik en volgroeid is, gaat ze verpoppen in een poppenkamer die, wat vorm en grootte betreft, lijkt op een kippenei. Tegen de zomer komt de kever boven de grond. De cyclus kan herbeginnen.
De volwassen kever leeft op de reserves die hij als larve heeft opgebouwd en likt enkel wat aan het sap van bomen en rottend fruit. De larve eet dood hout en zorgt zo voor omzetting naar hernieuwde grondstof.
De kever heeft enkel vogels als vijanden. De larve daarentegen heeft meerdere vijanden. Ze is voedsel voor onder andere vogels en mollen of ze kan geïnfecteerd worden door insecten die hun eitjes leggen in de larve die daarna van binnenuit opgegeten wordt.
Heb je composthopen of hopen houtsnippers liggen, dan kom je misschien ook wel eens larven van de neushoornkever tegen.