‘Lamium’ verwijst naar de vorm van de bloemen : een gapende muil en ‘album’ = wit. De Nederlandse naam ‘Dovenetel’ verwijst naar de brandnetel, maar hij is doof d.w.z. hij prikt niet. Misschien is dit een verbastering van het oude Latijnse ‘Urtica mortua’ = dode netel. Het ‘dode’ is waarschijnlijk op de achtergrond geraakt omdat dove vriendelijker klinkt voor dit lieflijke plantje. Het deel ‘netel’ verwijst naar de brandnetel omdat de dovenetel goed op de brandnetel lijkt.
De dovenetel heeft veel volksnamen: zuikertjes, suikernetel, zoete brandnetel, zoete netel. Ze verwijzen naar de grote hoeveelheid nectar in de bloem. Kinderen hielden er dan ook van om de bloem onderaan uit te zuigen. Vandaar namen als: zuigbloem, zuigbuisje, zuigers … Kapoeneten, goudhaantjeseten, goudhaanvoer, e.d. tonen aan dat de bladeren als groenvoer gebruikt werden.
‘Adam-en-Eva’ heeft te maken met de ligging van de 2 lange meeldraden in de bovenlip.
De dovenetel is inheems in heel Europa. Hij komt algemeen voor, op ruderale, vaak beschaduwde plaatsen, langs wegen en in sterk bemeste weiden, eigenlijk op dezelfde plaatsen als de brandnetel.
Het is een overblijvend kruid met een stijve, holle, behaarde stengel. De bladeren zijn eirond met hartvormige voet. Ze zijn behaard, gezaagd en gesteeld. De bloemen zijn geelachtig wit en staan met 5-8 bijeen in schijnkransen in de bladoksels. Hij bloeit met witte bloemen van maart tot november, maar in zachte winters bloeit hij ook ‘s winters. De wortelstok is witachtig met uitlopers. De plant wordt tot 60 cm hoog. Hij is te onderscheiden van de brandnetel door de bijzondere bloemen met hun grote, gewelfde bovenlip. Ook de groene kleur van het blad is anders dan van de brandnetel en het blad is veel minder scherp gepunt. Bovendien kan je altijd het verschil voelen: er zijn helemaal geen brandharen.
Alleen de witte dovenetel wordt medicinaal gebruikt, de andere dovenetels niet. De bloeiende toppen en de bladeren worden gebruikt als slijmoplossend middel. Hij wordt gebruikt bij problemen met de spijsvertering, diarree en bij aandoeningen van de luchtwegen. Hij beschermt het darmslijmvlies. Het is ook een samentrekkend kruid en werkt als dusdanig op de baarmoeder. Hij werkt ook bloedzuiverend. Voor uitwendig gebruik maakt men afkooksels in de vorm van omslagen bij huidzwellingen, builen, verzweringen en jichtpijnen. In de volksgeneeskunde werden vooral de bloeiende toppen gebruikt. Als vrouwenkruid wordt het gebruikt bij pijnlijke, onvoldoende, te hevige of te lange menstruatie, baarmoederontsteking, baarmoederbloeding, witte vloed.
Je kan dovenetels ook gebruiken in de keuken. Van alle dovenetels kunnen de bladeren gebruikt worden in salades. De witte dovenetel werd in Frankrijk gebruikt als groente. In Zweden als toekruid en in kruidenthee. De toppen, geplukt voor de bloei, kunnen in soep worden gegeten of als spinazie klaargemaakt worden. Hij is op zijn best in het vroege voorjaar en in het late najaar.
De bloemen worden gebruikt voor een aangenaam smakende drank, de bloem bevat immers veel nectar.
Ook in cosmetica is hij te vinden in samentrekkende lotions voor de vette huid. In shampoo en haarlotion tegen haaruitval. Men gebruikt een infusie van 50 g/ liter. Vroeger werd de dovenetel ook gebruikt om de haren geel te verven.
Trek hem dus niet altijd uit als onkruid maar laat er hier en daar wat staan: een groot deel van het jaar kan je genieten van de bloemen die druk door bijen bezocht worden.