Inleiding
1 of 2

Theorie

Het is een gewoonte en lijkt ook logisch: bemesten. Je leert en je voelt ook aan dat wanneer je groenten oogst, je voedingsstoffen weghaalt en deze dan ook opnieuw moet aanvullen. Anders put je de bodem stilaan uit, bouw je tekorten op en gaat je productie achteruit. In alle geschiedenisboeken lees je ook hierover: de nijl die vruchtbaar slib afzet, boeren die guano van de andere kant van de wereld importeren om de vruchtbaarheid te verhogen … Bemesten wordt al duizenden jaren toegepast.

Andere mindset

En toch. Wij werken al 25 jaar op dezelfde grond, kweken intensief groenten en hebben nog nooit bijgemest in de klassieke zin van het woord. Geen chemische, geen organische en ook geen eigen brouwsels. Het is niet dat wij begonnen zijn met het idee dat bijmesten niet nodig was of dat wij wisten hoe alles ineen steekt op dit vlak. Het is eerder toevallig en door veel te lezen dat we merkten dat de bodem op zich voldoende aanlevert.

Het klassieke idee over bijmesten, wat voornamelijk gebeurt met stikstof, fosfor en kalium, is ontstaan in de 19de eeuw. Justig Liebig, bekend van die bouillonblokjes, ontdekte ook de wet van het minimum. Deze wet houdt in dat je de vruchtbaarheid van de bodem kan verhogen indien je het gehalte van enkele macro-nutriënten, enkele belangrijke voedingsstoffen, verhoogt. Dit had een enorme impact op de landbouw. Zoveel zelfs, dat Liebig terug kwam op zijn ontdekking en de tegenovergestelde richting uitging. Hij schreef een boek waarin hij aangaf dat de manier waarop er bemest werd nefast was voor de bodem en het bodemleven en op de lange termijn rampzalige gevolgen zou hebben. Hij pleitte voor een terugkeer naar circulaire landbouw, waarbij er vooral met organische meststoffen werd gewerkt.

Er waren twee stromingen in die tijd, waarbij vooral het gebruik van redelijk specifieke meststoffen aan belang won, maar ook het gebruik van bv. lava en gesteentemelen zat in de lift. De opeenvolgende wereldoorlogen hebben daar echter anders beslist. Door uitvindingen die gedaan zijn tijdens de oorlogsperiode en het omvormen van de nutteloos geworden oorlogsindustrie hebben chemische meststoffen een hoge vlucht genomen en is de hele westerse wereld in sneltempo overgeschakeld op deze eenzijdige manier van bemesten. Geleidelijk aan heeft dit echter tot steeds grotere problemen geleid, en deze werden het eerst duidelijk in het steeds meer voorkomen van plagen en ziektes. Want de twee, bemesten en bestrijden, zijn ondertussen onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Bemesten verzwakt

Bemesten zorgt voor een sterkere groei, maar deze groei is geforceerd en verzwakt de plant. En dat leidt rechtstreeks tot zwakkere planten. Daarnaast heeft een teveel aan chemische voedingsstoffen een negatieve invloed op het bodemleven. En een slecht bodemvoedselweb heeft een negatieve invloed op de groeikracht en de weerstand van de plant. En zo geraak je in een vicieuze cirkel. De slechtere groei wordt al snel gecompenseerd met meer bemesting, waardoor meer plagen optreden en er meer gespoten moet worden. Het heeft geleid tot de huidige situatie waarbij het bodemleven in een akker nauwelijks bestaat, organisch materiaal amper aanwezig is en opbrengsten stagneren ondanks de hoge input van materialen.

Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat een teveel aan stikstof de hoofdoorzaak is van zwakkere planten en allerlei andere milieuproblemen. In de maar alternatieve sector vind je onderzoekers en wetenschappers die meer holistisch kijken en verbanden zien tussen het bodemvoedselweb, de aanwezigheid van schimmels en het vastleggen en vrijzetten van voedingsstoffen. Uit deze onderzoeken en ervaringen blijkt dat het allemaal toch wat ingewikkelder verloopt dan men leert op de school en zelfs aan de unief. De bodem is zeer complex en nog altijd slecht begrepen. Daar komt stilaan verandering, nu men meer en meer onderzoek voert naar de werking hiervan.

Bodem is buffer

Een bodem met veel organisch materiaal buffert vele negatieve invloeden zoals droogte, hitte maar ook voedingstekorten, vervuiling … Eens je een goed ontwikkelde bodem hebt, kan deze tegen een stootje en zal je niet snel in de problemen komen. En vooral organisch materiaal en schimmels spelen hier een belangrijke rol. Organisch materiaal als buffer voor water, hitte en vooral ook voedingsstoffen. Het verhaal dat je je bodem moet aanvullen met voedingsstoffen klopt op zich wel, maar niet in de hoeveelheden die gebruikt worden en zeker niet in de vorm van chemische meststoffen. Planten kunnen perfect hun vraag afstemmen met het bodemleven, op voorwaarde dat dit aanwezig is. Zolang je chemische meststoffen gebruikt is dat niet het geval, dus ligt al een eerste probleem bij klassiek onderzoek. De beide gaan niet samen, dus planten die in een arme, levensloze bodem staan gaan het slechter doen dan planten in dezelfde bodem met meststoffen.

Maar planten die in een gezonde, organisch rijke bodem staan, doen het even goed of beter dan planten in een slechte bodem met meststoffen. Deze onderzoeken worden momenteel nog maar beperkt gevoerd, wij zijn al jaren vragende partij hiervoor bij verschillende onderzoeksinstanties. Voedingsstoffen worden in grote hoeveelheden vastgehouden door het organisch materiaal in de bodem. Door het bodemleven wordt dit vrijgezet en beschikbaar gemaakt voor de planten. Een snelle opbouw in het begin kan door grote hoeveelheden compost toe te voegen, maar daarna volstaat het om je bodem te mulchen om dit op peil te houden. Door een diversiteit aan mulchmateriaal te gebruiken voeg je voldoende voedingsstoffen toe.

Wat er niet in zit, kan je er ook niet uit halen

Het enige probleem met dit verhaal is dat er in heel veel bodems te weinig sporenelementen zitten. Dit zijn elementen die niet cruciaal zijn voor de groei van de plant, maar wel voor andere processen in de plant, bv. de verdedigingsmechanismen. En hier is in de klassieke landbouw veel te weinig aandacht aan besteed. Door ook deze sporenelementen toe te dienen aan de bodem, geef je je planten de mogelijkheid om hun eigen verdedigingsmechanismen te voorzien en zo veel beter bestand te zijn tegen ziektes en plagen. Het klinkt misschien te mooi om waar te zijn, maar door deze sporenelementen aan te vullen, krijg je sterkere, gezondere planten die beter groeien. Mesten kan je achterwege laten, spuitmiddelen eveneens.

Ook hier was men volop mee bezig in de jaren voor de wereldoorlogen; Lavameel en gesteentemeel werd onderzocht als bemestingsmiddel, en ook al effectief gebruikt, al was het op kleine schaal. Het gebruik hiervan is volledig op de achtergrond geraakt, al is de interesse ondertussen sterk groeiende. Er lopen nu al terug grote onderzoeken waarbij men bv. lavameel in natuurgebieden toepast om verzuring van de bodem tegen te gaan. Buiten organisch materiaal dat je gebruikt om te mulchen, kan je ook best je bodem aanvullen met sporenelementen. In onze streken zijn er veel vulkanische bodems, dus lavameel is de beste oplossing. Enkele jaren een kleine gift is voldoende om je tekorten weg te werken, dit is de enige soort ‘meststof’ die je moet gebruiken. De rest doet meer kwaad dan goed.

Problematiek in landbouw

De klassieke landbouw zit met enorme problemen: de aankomende klimaatverandering, strengere regels ivm met sproeistoffen en bemesting, afspoelen en wegspoelen van de vruchtbare bodems, verwoestijning, stijgende energie- en grondstofprijzen … De lijst is werkelijk bijna eindeloos. En dan zie je dat ook het onderzoek opschuift naar wat in een natuurlijke moestuin al jaren normaal is: meer organisch materiaal in de bodem, randen, constante bedekking van de bodem, gebruik van gesteentemeel. Het geeft aan dat wat we doen en niet doen echt niet zomaar uit de lucht gegrepen is maar de toekomst is.

Uit steeds meer hoeken, boeken, onderzoeken en video’s komt naar voren dat het bodemleven meer kan dan je denkt, dat meststoffen en bestrijdingsmiddelen op vele manieren schadelijk zijn, dat planten zelf ingenieuze manieren bedenken om zich te verdedigen, dat ecosysteem de sleutel zijn, dat insecten een enorme (positieve) impact hebben op hun omgeving … Kortom, alles wat je in een natuurlijke moestuin doet, blijkt uit steeds meer gegevens het juiste te zijn. Voorlopig nog vooral empirisch, maar ongetwijfeld binnen enkele decennia bewezen.