[mashshare]
Soms is het goed eens te herbronnen door terug te kijken naar wie aan de wieg stond van onze manier van werken, wie de pioniers waren en hoe zij het deden. We kunnen nog altijd van hen leren. Eén van de pioniers van natuurlijke landbouw in onze nabije omgeving is Heinz Erven.
In zijn boek ‘Mijn Paradijs’ schrijft hij over de vele medewerkers die hem het werk lichter maken. Hiertoe behoren o.a. vogels, egels, mieren,
oorwormen, regenwormen.
Over vogels
Over de vogels schrijft hij het volgende:
Dank zij de vele maatregelen, die ik in de loop van de jaren ter bescherming van de vogelwereld heb genomen, voelen zich nu bij mij ongeveer 25 verschillende soorten thuis, die mijn bedrijf vrijhouden van kevers, kleine vlinders en hun eitjes, van luizen en rupsen. Elke soort doet dit volgens de manier die haar door God geschonken werd, vanaf de grond tot de hoogste boomtop. Het zou vermetel zijn te beweren dat mijn bedrijf vrij is van ‘schadelijke’ dieren!
Dat zou helemaal de bedoeling van de Schepper niet zijn! Elk dier heeft zijn reden van bestaan en zijn eigen plaats in het huishouden van de natuur. Belangrijk voor ons is dat eventuele schade binnen bepaalde grenzen gehouden wordt. De natuurminnende boer met verantwoordelijkheidsgevoel
gunt zijn gratis medewerkers graag enkele procenten van de oogst. Wanneer men zo’n vogelbescherming heeft opgebouwd, kan men in alle rust toekijken hoe insecten van elke mogelijke soort zich op de bomen hebben genesteld. Men weet immers dat aan dit spookbeeld uiterlijk dan een einde zal komen, wanneer de eerste jongen uit het ei kruipen en de voederperiode begint. Er is een wonderlijke samenhang tussen de broedtijd van de vogels en het optreden van zogenaamde schadelijke dieren. In de zomer van 1979 bv. constateerde ik een zeer sterk optreden van de appelbladroller, waarvan het spinsel met de ontelbare kleine rupsjes in vele van mijn appelbomen hing. Ik heb me er helemaal niet druk om gemaakt; integendeel, het verheugde me omdat op die manier voor mijn vogels de tafel rijk gedekt was.Het ligt voor de hand dat, wie zich niet met vogelbescherming bezig houdt, wel naar de gifspuit moet grijpen, als hij tenminste nog iets wil oogsten. Wanneer men omschakelt, is het zeer goed mogelijk dat het eerste of zelfs het tweede jaar nog niet het gewenste succes brengt. Afhankelijk van de mate waarin het evenwicht in de natuur reeds verstoord was, kan men eenvoudig niet verwachten dat er meteen voldoende vogels aanwezig zullen zijn. Men moet dan wellicht schade accepteren tot er na één of twee jaar weer een evenwicht is ingetreden.
Niet alleen hun bruikbaarheid mag ons er toe brengen de vogels te beschermen. Het observeren van deze dieren en hun vrolijk gefluit, waar de lucht vol van is, schenken ons ook veel vreugde; te zien hoe kunstig elke vogel op zijn eigen manier zijn nest bouwt -en ook herkennen we weer eens, zelfs in de kleinste details, de grootsheid van de Schepping.’
En over mieren
Alle miersoorten zijn bij mij welkom. Ze scheiden allemaal het zo waardevolle mierenzuur af en bovendien zijn ze in staat de zwaarste leem in de loop der tijden te veranderen in fijn zandloperzand.
Nog een interessante tip van Heinz in verband met mieren:
Van bepaalde planten of plaatsen in open lucht kan men ze weghouden door lavendel aan te planten. De lavendel is tegelijkertijd een mooie struik, die, wanneer ze in bloei staat, ook nog een mooie bijenweide vormt.
Hij vertelt nog veel meer over zijn ervaringen met mieren en andere medewerkers. Ook zijn manier van grondbewerking verschilt erg van de gangbare. Hoe vernieuwend het toen was, beseffen we pas als we bedenken dat zijn ervaringen lopen over een periode vanaf 1950. Hierover een klein stukje uit zijn boek:
Ook de tuingrond is tijdens de winter principieel ofwel begroeid -met winterrogge, winterkoolzaad, klaver, e.a. -ofwel afgedekt met de meest verscheiden materialen. Ten dele is de bodem afgedekt met afgevroren groenbemesting of met speciaal opgebracht materiaal, een dunne laag stalmest, stro, gras, loof e.a. In geen geval mag de bodem onbedekt blijven liggen, het bodemleven zou anders aanzienlijke schade lijden. Onder een deklaag kan de regenworm de hele winter doorwerken, hoogstens bij zeer strenge koude kruipt hij in diepere bodemlagen weg.
Ook enthousiast over lava
Heinz Even was een enthousiaste gebruiker van stenen en gesteentemeel:
Om de noodzakelijke minerale stoffen in de bodem te brengen, heb ik vele jaren lang met basaltmeel gewerkt, dat ik in de buurt goedkoop kon krijgen. Ook met gemalen mosselschelpen, die een groothandel me bezorgde, werd de bodem verrijkt. Zelfs met de stenen, zoals ik er 20 jaar lang duizenden uit de grond moest halen, heb ik experimenten ondernomen. Ik gebruikte deze stenen als‘permanente bemesting’ door bij een walnotenboom en een vlierstruik de grond in een cirkel van 3-4 m dicht met stenen te bedekken. Onder deze bodembedekking krioelde het al gauw van kevers, wormen, pissebedden en vele andere diertjes — en de twee bomen gedijen heel goed, zonder in 25 jaar ooit meststof te hebben gekregen.
Drie jaar gebruik ik lavameel als bodemverbeteraar, een stof-fijngesteentemeel, dat in mijn buurt in de Vulkaaneifel wordt gewonnen. Dit lavameel – het wordt ook Eifelgoud genoemd – heeft een korrelgrootte van 0,05 mm en wordt op vele manieren in mijn bedrijf gebruikt.
Mijn experimenten wijzen uit dat dit gesteentemeel het waterhoudend vermogen van de grond verhoogt – het meel slorpt tot 28% water op. Dit lavameel wordt door de regenworm samen met het organisch materiaal opgenomen en zo wordt het klei-humuscomplex gevormd. Door de specifieke samenstelling voegt lavameel belangrijke minerale stoffen aan de grond toe.
Hij geeft nog verdere gebruiksmogelijkheden van lavameel bij de kippen en bij de teelt van warmteminnende gewassen. Het gebruik van lavasteentjes als bodembedekking laat de bodem extra opwarmen en resulteert in vroegere oogsten van bv. aardbeien en druiven. Wellicht zou het gebruik van lavasteentjes als bodembedekking de schadelijke invloed van late nachtvorst kunnen milderen of voorkomen.
Het is zeer de moeite waard om het boekje te lezen omwille van de vele praktische tips. Het is in het Nederlands (‘Mijn Paradijs. Ervaringen van een tuinpionier’ Heinz Erven ISBN 906454 4212 ) enkel nog tweedehands te vinden of in sommige bibliotheken. In het Duits kan je het wel nog nieuw vast krijgen: Mein Paradies.
Jo Call says
Ook ik ben al 40j een absoluut vogelbeschermer ve bied de vogels een gevarieerd nest- en eetfestijn aan door een gevarieerde onbespoten tuin.
Echter de pissebedden zijn nu al een jaar of 3 overdreven aanwezig.
Hoe dat op natuurlijke wijze kan verholpen is mij een raadsel.
Onder iedere steen of (bloem)pot zitten ze met 100den. In mijn aardbeienplantjes is alles voor hen, enz
Ruben says
In principe hebben pissebedden een vochtige omgeving nodig. Potten en stenen af en toe verplaatsen is een eenvoudige maatregel lijkt me. Ik neem aan dat het vooral over de schijnvruchten van de aardbeien gaat, misschien ook proberen om die droger te houden door mulchen?
Uit Wikipedia: De pissebed heeft vele vijanden, zoals insecten, spinnen, amfibieën en vogels. Een dier dat dol is op pissebedden en zich zelfs heeft gespecialiseerd in het vangen en kraken van deze diertjes, is de roodwitte celspin (Dysdera crocata).
Misschien kan op langere termijn de aanwezigheid van water helpen om amfibieën aan te trekken?