Goed ontwerpen is cruciaal in permacultuur en natuurlijk tuinieren. Permacultuur is trouwens een ontwerpsysteem, en je kunt er waanzinnig veel tijd in steken om je tuin perfect te ontwerpen. Maar zodra de theorie ophoudt en de praktijk begint, merk je vaak dat de natuur wisselvallig is, zijn eigen ding doet en behoorlijk eigenzinnig kan zijn.
Ontwerpen wordt al snel ingewikkeld
Zoals ik in de inleiding al zei, is ontwerpen heel belangrijk in een natuurlijke moestuin, maar er zijn natuurlijk grenzen. Toch wordt er altijd geadviseerd om in het eerste jaar niet veel te doen, maar vooral te kijken wat er gebeurt in je tuin. Waar blijft water staan? Waar schijnt de zon veel of weinig? Waar is er bijvoorbeeld de hele dag schaduw, of waar blijft het lang bevroren als het vriest? Waar blijft de sneeuw lang liggen? Je moet je tuin indelen in zones, sectoren, randen en plannen, en soms lijkt het een eindeloze lijst van zaken waar je rekening mee moet houden bij het ontwerpen.
Het lijkt al snel heel ingewikkeld. En als je dan ook nog moet beginnen met het zoeken van planten, wordt het zeker niet eenvoudiger. Bij planten kun je ook talloze lijsten afzoeken naar planten die het goed doen in de schaduw, die bloeien in de schaduw of die eetbare dingen opleveren en toch in de schaduw kunnen groeien.
Maar ja, daar kun je uren in steken. Maar wat is uiteindelijk schaduw? Wat is halfschaduw? Wat is zonnig? Is dat dan een hele dag zon? Is dat vier uur zon? Is dat zon in de ochtend? Is dat al voldoende? Of is dat enkel zon op de middag? Het wordt eigenlijk snel ingewikkeld. Het wordt zeker niet eenvoudiger.
Eric Toensmeier
Maar als je dan die ideale combinaties hebt gevormd na misschien wel uren, dagen en weken zoeken en puzzelen, ga je die uitplanten. En zoals ik al zei, de praktijk blijkt toch altijd net iets anders te zijn dan je in theorie had voorzien. Ik heb zo ooit een boek gelezen over de schrijvers van… Ik heb zo’n tijd geleden een boek gelezen van Eric Toensmeier… Ik heb zo’n tijd geleden een boek gelezen van Eric Toensmeier, Paradise Lot.
Eric Toensmeier is geen onbekende in het verhaal van voedselbossen. Hij is de co-auteur van die twee dikke boeken, Edible Forest Gardens, die ondertussen al meer dan twintig jaar oud zijn, waarin in theorie duidelijk wordt beschreven wat je allemaal kunt doen, welke planten je kunt zetten, en dergelijke, als je een voedselbos wilt aanleggen. In Paradise Lot beschrijft hij hoe hij een woning met een tuin heeft gekocht en daar aan de slag is gegaan om een voedselbos op kleine schaal te bouwen, te ontwerpen en aan te leggen.
Uit het verhaal of de evolutie in het boek blijkt dat dat toch zeker niet zo evident is. En dat dus blijkt dat die theorie van plannen heel vaak niet overeenkomt met wat je in de praktijk gaat merken. Zeker als je naar kruidachtige planten gaat, naar je bodemlaag, dan blijkt er toch wel heel veel niet te combineren. Je hebt bijna altijd een overheersende soort in bodembedekkers die alles gaat onderdrukken, gaat overgroeien, waardoor je zorgvuldig gemaakte planning van verschillende planten die in combinatie die bodemlaag zouden uitmaken, uiteindelijk toch niet echt blijkt te kloppen.
Theorie en praktijk
Dus theorie en praktijk verschillen heel erg, en je zult dat zelf ook wel merken of misschien heb je dat al gemerkt. Sommige planten groeien veel groter en breder uit, groeien tegen elkaar aan terwijl je dat niet had voorzien. Sommige planten gaan ook gewoon kapot zonder een duidelijke reden.
Soms is het heel duidelijk natuurlijk, bijvoorbeeld als een plant afbreekt wanneer je een boompje zet, of als hij niet tegen de vorst kan en kapotvriest. Soms gaan planten ook gewoon kapot zonder een duidelijke reden. Je hebt alles gedaan wat moest, het staat op de juiste plek, maar om de een of andere reden blijkt dat toch niet te werken en verdwijnt die plant, en vind je die na enkele maanden niet meer terug.
Sommige planten blijven ook gewoon kleiner, groeien amper, zouden een overvloedige bloei geven, maar bloeien amper, en dat is dan natuurlijk altijd jammer. De bodem speelt hierin wel een heel belangrijke rol. Als je geen goede bodem hebt of nog geen goede bodem, dan zal wat je daarin zet, uiteindelijk ook niet groeien of zich ontwikkelen zoals het moet. Het zal het moeilijker hebben, kleiner blijven of misschien juist meer bloeien als overlevingsinstinct om nakomelingen te vormen, maar het zal veel beperkter groeien en misschien ook na enkele jaren kapotgaan.
De bodem
Dat is op zich sowieso al een tip die ik meegeef. Begin zeker met het verbeteren van je bodem, maar blijf dat ook doen. Dat stopt niet na één jaar, dat is iets wat je blijvend moet doen, een blijvende evolutie. Gebruik veel organisch materiaal, zoals compost en mulch, en vergeet ook zeker je lavagruis of lavameel niet te gebruiken. Dat is de basis eigenlijk. Als je dat niet in orde hebt, dan zal het planten en het groeien van die planten sowieso al niet al te vlot verlopen.
Planten doen hun eigen ding
Planten doen hun eigen ding, dat is iets wat wij in onze tuin ook al heel vaak hebben gemerkt. Wij maken elk jaar in de winter een planning volgens ons systeem van schijnbare chaos. Het idee van die planning is dat we alles net iets dichter bij elkaar zetten dan wordt aangeraden, zodat alles mooi dichtgroeit. Dat bed waar we onze planten zetten, wordt eigenlijk een chaotisch geheel van verschillende soorten die tegen elkaar groeien, door elkaar groeien, waardoor plaaginsecten verward worden. Plaaginsecten vinden hun geliefde plant niet, omdat ze niet zo goed kunnen kijken. Ze zien vooral kleuren als blokken en kijken vooral naar contrasten, dus de verschillen tussen verschillende kleuren.
Het is belangrijk dat die groenten elkaar wel aanraken, dat het een gesloten geheel vormt waarin die kleuren in elkaar overlopen. Plaaginsecten zoeken naar hun soort kleur, en als je dat in een klassieke tuin op mooie rijtjes zet, dan heb je altijd een kleur op een rij, en daartussen dan heel vaak de bruine kleur van grond, en dan de volgende kleur van die volgende rij groenten. Dat is dan een andere kleur, waardoor dat insect heel duidelijk ziet waar hij moet zijn: niet op het bruine, want dat wordt geassocieerd met grond, met schors, en daar kunnen insecten niks mee, of de meeste insecten toch niet. Zij willen groen hebben, en meestal een specifieke kleur groen. Denk maar aan een wortelvlieg die specifiek dat groen opzoekt. Denk maar aan een uienvlieg, die dat blauwgroene van die uienpijpjes gaat opzoeken.
Als je dat tussen andere zaken zet, dan is dat moeilijk te zien. Als een rijtje staat met langs beide kanten bruin, dan steekt dat er heel hard uit natuurlijk. Maar terug naar onze planning die we elke winter maken: enkele jaren geleden hadden we verschillende jaren van droogte, van hitte. Dat is nu misschien moeilijk voor te stellen, maar toen regende het soms vele maanden niet, of nauwelijks. Het gevolg was dat in de zomer onze planning niet echt meer klopte. Verschillende zaken waren niet uitgekomen, hadden we ook gewoon niet gezaaid, omdat het altijd droog en warm was, en dat het niet zou opkomen.
Dus wat er dan stond, was ook kleiner, want het was te droog, het groeide allemaal niet zo goed, er ontbraken ook dingen in onze planning, waardoor de meeste zaken dus redelijk apart stonden, redelijk herkenbaar stonden. Van onze chaos was er eigenlijk zeer weinig sprake. En zo zijn er nog wel heel veel zaken die ik kan opnoemen, waar wij, ja, fouten zou ik niet durven zeggen, maar waar toch andere dingen uit voortkomen dan wat we gepland hebben. Dat merk je bijvoorbeeld bij fruitbomen. Als je laagstammen zet, merk je dat er heel veel soorten zijn die toch gewoon doorschieten, die veel groter uitgroeien dan voorspeld of dan wordt opgegeven.
Als je naar fruitbomen gaat kijken, als je laagstammen zet van bijvoorbeeld kersen of pruimen, trouwens van de meeste appels en dergelijke ook, dan merk je toch dat die heel vaak veel groter en breder uitgroeien dan gezegd werd toen je die aankocht, waardoor die planningen, die afstanden ook niet meer kloppen en alles ineens toch een beetje dicht bij elkaar blijft staan. Maar ook andere zaken, planten die je koopt voor de eetbare bladeren of voor de eetbare bloemen, die dan toch niet zo goed doen, die niet zoveel bloem vormen als gezegd. Schaduwplanten die dan precies toch een beetje te veel schaduw zouden hebben, wat dan ook weer raar is. Planten die, zoals ik daarstraks al zei, voor geen enkele duidelijke reden afsterven.
En zo, ja, is er toch altijd van alles dat niet loopt zoals het zou moeten lopen, zoals geplant of zoals beschreven staat in de fiche van die plant. Dat blijkt dat toch iets te zijn wat bij de meeste tuiniers voorkomt. Ik merk dat er elk jaar bij ons ook wel een of meerdere teelten om een of andere duistere, onbekende reden niet lukken.
Peterselie-loos
Ik herinner me een jaar dat we peterselie wilden zaaien, dat we dat herhaaldelijk hebben gezaaid, maar dat dat gewoon niet opkwam, dat dat niet groeide. En dan zou je denken, ja, is het zaad kapot? Was het te oud? Hebben we iets verkeerd gedaan? Elke keer als we hebben gezaaid. Maar dat jaar was dat blijkbaar met peterselie een probleem.
Het lijkt me niet evident om daar een reden voor te vinden, maar het was ook gewoon bij mijn hoevewinkel niet beschikbaar. Die oogst was overal mislukt. Ja, en waarom dat dan is? Ja, dan zit je bij die duistere, onbekende reden.
En zo is er elk jaar wel een of meerdere teelten die niet lukken, die slecht gaan door omstandigheden. Vaak is het te zeggen, als er te weinig zon is, dan gaan je pompoenen natuurlijk niet goed groeien en je tomaten ook niet. Maar soms is het absoluut niet te zeggen waar het aan ligt.
Ben je een slechte tuinier?
En zo zijn er ook heel vaak planten die gewoon hun ding doen, die groeien en bloeien, maar niet volgens de regels die er op hun etiketten stonden. Die vroeger bloeien, later bloeien, kleiner blijven, groter groeien. En dat, ja, als jij dat hebt uitgewerkt in een planning, dan is dat soms wel wat lastig.
Dan doen ze hun eigen ding en dat past dan niet altijd in het schema. Daar is uiteraard niks aan te doen, maar ben je dan een slechte tuinier? Uiteraard niet. Daar kun jij niks aan doen.
Je kunt je planning nog zo gedetailleerd uitwerken als je wilt. Weersomstandigheden gaan altijd ingrijpen op jouw planning. Is het vochtig, maar warm? Dan zal alles groter groeien.
Is het zeer zonnig, maar droog? Dan gaan sommige planten daar last van hebben, maar dan gaan andere planten daar veel harder van groeien, omdat de weersomstandigheden voor hen beter zijn. En soms weet je het ook gewoon niet. Je kunt veel plannen en ontwerpen, maar zoals al gezegd, theorie en praktijk, dat ligt soms mijlenver van elkaar.
Natuur doet haar eigen ding
En het is wel altijd wat onvoorspelbaar wat er nu wel of niet goed gaat verlopen. Maar ik denk dat je gewoon niet mag vergeten dat de natuur altijd haar eigen ding gaat doen, dat je dat niet kunt forceren, dat je je daar ook niet in moet opjagen, want dat levert alleen maar onnodige stress op. Je moet ook niet teleurgesteld zijn, of toch maar een klein beetje, als het niet helemaal loopt zoals je wilt.
Dat kan ik wel begrijpen, maar je moet daar ook niet in blijven hangen. Reageer daarop, kijk hoe je je daarop kunt inspelen, en besef dat het iets is wat volgens mij bij elke tuinier gebeurt, wat bij elke tuin zo gebeurt, en wat je helemaal niet kunt vermijden. Maar het is gewoon een onderdeel van tuinieren.
Jaag je je daarin op, dan krijg je veel stress.
Ga je daarin mee, dan blijft tuinieren aangenaam en plezierig, en dan zie je wel hoe je daarop gaat reageren.
Wat je hierboven leest, is een transcriptie van de podcast. Deze tekst bevat de hoofdpunten van de opname, maar is altijd beknopter dan het origineel. Wil je het volledige verhaal, met alle details, dan kan je best de opname bovenaan beluisteren!
Wil je het in je auto, tijdens het sporten of tuinieren beluisteren, dan is het misschien handig om dit via mijn Spotify-kanaal te doen: Je Eigen Perfecte Tuin