Het wordt stilaan tijd om je zaden te bestellen en je planning voor het komende jaar te maken. Wij gebruiken een eigen bedacht systeem: het systeem van schijnbare chaos. We hebben dit afgekeken van de natuur, hoe dat juist te werk gaat kan je hieronder lezen.
Plaaginsecten die je tuin in het voorjaar binnenvallen en alles aanvallen en opeten vormen het probleem. Denk hierbij aan wortelvliegen, coloradokevers, rupsen, luizen, slakken … de lijst is eindeloos. De achterliggende oorzaken probeer je te achterhalen door de plaaginsecten zelf te bestuderen: hoe leven ze, hoe zoeken ze hun voedsel, hoe bepalen ze wat lekker is en wat niet … En dat gaan we doen!
Een vlinder die zoekt
Laten we kijken hoe een plaaginsect denkt en handelt op zoek naar eten of een plek om eitjes af te zetten! Ik neem hiervoor het voorbeeld van een koolwitje, een wit vlindertje dat iedereen met een moestuin kent en vreest, want na (en uiteraard ook voor) de vlinder komen de rupsen die je kolen aanvreten.
Zicht
Insecten zien de wereld niet zoals wij dat doen. Ze hebben een samengesteld oog, wat betekent dat ze vele lichtdetectors (enkele tientallen tot enige tienduizenden) hebben die naast elkaar liggen en samen een gedeelte van een bol vormen. Elke lichtdetector of lens is goed voor één pixel.
Hoeveel van deze lenzen een insect heeft is afhankelijk van de levenswijze. Jaagt het insect op vliegende insecten, dan is het zicht belangrijk. Zo’n insect heeft dan goed ontwikkelde ogen en ziet nog een beetje scherp. Insecten die bloemen opzoeken voor nectar hebben niet zo veel belang bij scherptezicht en hebben meestal enkele honderden lenzen. Een bij ziet bijvoorbeeld helemaal niet scherp en kan weinig onderscheid maken tussen afzonderlijke planten in een zee van verschillende tinten groen.
Om het even in perspectief te plaatsen zodat je beseft hoe slecht zo’n insect wel ziet: wij mensen zien scherper met ongeveer een factor honderd. Volgens recente berekeningen zou een samengesteld oog dat ons normale oog moet vervangen een diameter van 20 meter moeten hebben.
Kleuren ziet een insect wél een stuk beter; een koolwitje ziet zelfs hetzelfde kleurenspectrum als wij. Eigenlijk zelfs beter, want een vlinder kan ook uv-licht zien, iets wat mensen niet kunnen. Voor vliegende insecten is dat belangrijk omdat ze zich oriënteren aan de hand van het uv-patroon dat door het zonlicht ontstaat. Zo weten insecten waar ze naartoe vliegen, zelfs wanneer het een bewolkte dag is en de zon verstopt zit achter de wolken.
Een koolwitje
Het koolwitje uit ons voorbeeld ziet zelfs behoorlijk slecht en al helemaal niet afgelijnd. Wanneer het rondvliegt, ziet het geen afzonderlijke planten, maar eerder kleurenblokken. Net zoals de meeste insecten heeft het koolwitje een voorkeur voor groen.
Op zijn zicht moet het koolwitje dus niet vertrouwen om de kolen in je tuin te vinden, toch niet in het begin van zijn zoektocht. Het zicht is bij het koolwitje pas in een later stadium belangrijk; het belangrijkste zintuig om de juiste plant te vinden is de neus. Of wat daarvoor moet doorgaan bij een insect.
Geur
In het geval van onze vlinder zijn dat de voelsprieten die zeer sterk ontwikkeld zijn en geurdeeltjes in de lucht vaak vanaf grote afstand kunnen waarnemen.
Het koolwitje gaat niet echt actief zoeken, maar vliegt min of meer op goed geluk in het rond. Wanneer het insect in de buurt van een sterk geurspoor komt (op maximaal enkele meters afstand van de plant) vliegt de vlinder in een zigzagbeweging tegen de wind in om de bron te vinden. In de buurt van de bron wordt het zicht wel belangrijk en probeert de vlinder op de gewenste plant te landen.
Heel goed ontwikkeld is dat zicht niet, maar kleuren zijn wel goed te onderscheiden. Zo maakt een vlinder een onderscheid tussen groen en bruin want bruin is de schors van een struik of de bodem en daar moet het insect niet zijn. De voorkeur gaat uit naar groene kleuren en daar mikt het ook op. En dan nog is het proces van zoeken niet afgelopen: onze vlinder moet nog bepalen of hij ook werkelijk op de juiste plant is terechtgekomen. En of deze plant voldoet aan de voorwaarden om eitjes te leggen! Hier speelt een ander zintuig een rol: de smaakzin.
Proeven
Bij een vlinder gebeurt het proeven via de poten. Door te landen ‘proeven’ de receptoren in de poten van de vlinder op welke plant ze zijn geland en of die geschikt is. De vlinder weet niet precies welk blad tot welke plant behoort of waar de kool juist staat; daarvoor is het zicht te slecht ontwikkeld.
De landing gebeurt gewoon op ‘een’ groen blad, waarna de smaakreceptoren in de poten uitmaken of het de gewenste plant is. Het plaaginsect, onze vlinder, zal zo enkele keren opvliegen en weer landen.
Wanneer uit de drie tot vijf landingen blijkt dat het de juiste plant is, blijft zij en zal ze eitjes leggen. Wanneer de vlinder niet telkens op een blad van de kool landt maar ook enkele keren op het blad van een onkruid of een andere groente ernaast, zal ze beslissen dat de som van de signalen tijdens de landingen niet voldoende is. De conclusie is dan dat het de verkeerde plant is; de vlinder vliegt op en zoekt verder.
Verwarren, verwarren, verwarren
Nu je weet hoe een plaaginsect in je tuin en op je planten terechtkomt, kan je proberen het zo moeilijk mogelijk te maken. Daar zijn in alle stadia van het zoeken verschillende opties voor.
Uiteraard kan je niet voorkomen dat een plaaginsect je tuin invliegt, maar je kan het wel zo moeilijk mogelijk maken om een geurspoor op te pikken en het te volgen.
Allereerst moet je vermijden dat er een groot en duidelijk geurspoor ontstaat in je moestuin. Plant en zaai dus geen grote blok kolen, aardappelen, uien of wortelen. Dat geeft een zeer duidelijk en geconcentreerd geurspoor dat eenvoudig op te pikken en te volgen is. Het moet al hard waaien voordat het geurspoor voldoende verwaait en onduidelijk wordt voor een insect dat een waanzinnig scherpe geurzin heeft.
Het is beter om groenten door elkaar te zetten, zodat geuren gemengd raken en er geen duidelijk spoor meer overblijft om te volgen. De geurmoleculen worden altijd wel opgepikt, maar indien dat in kleine hoeveelheden gebeurt, gemengd met andere geuren, wordt het opsporen van de bron veel moeilijker.
Voor een insect dat rakelings over vijf kolen of een volledig veld met kolen vliegt, is er een duidelijk verschil in geurspoor en motivatie om te landen.
Maar ook als het geurspoor opgepikt is, kan je het onze vlinder moeilijker maken. Er ontstaat geen duidelijk geurspoor maar het zijn eerder geurpakketjes die worden opgepikt en zo de juiste richting aanduiden. Om die op te vangen moet de vlinder zigzag vliegen. Hoe kleiner de pakketjes, hoe moeilijker het wordt om ze te volgen en te lokaliseren. Het geurspoor wordt opgebroken door de wind en hoe meer de wind draait en keert hoe meer en hoe kleiner de pakketjes worden.
Wanneer je zorgt dat er wat reliëf is in de tuin, dat er hoogteverschillen zijn zodat de wind lokaal draait en keert, werk je dat in de hand. Bovendien wordt het moeilijk voor de vlinder om het spoor te volgen als er allerlei obstructies zijn zoals een haag van frambozen, een tipi met bonen en rijen hoge maisplanten.
De vlinder moet uitwijken, hoger en lager vliegen en dat bemoeilijkt opnieuw het zoeken en het volgen van het geurspoor.
Het landen
Ongetwijfeld gaat een deel van de plaaginsecten het geurspoor kunnen volgen en in de buurt van hun geliefkoosde plant terechtkomen. Maar ook hier kan je het zoeken sterk bemoeilijken. Je weet nu dat een plaaginsect heel slecht ziet en helemaal geen onderscheid kan maken tussen afzonderlijke planten. Dus moet je je planten door elkaar zetten en zo dicht mogelijk bij elkaar zodat er weinig bodem zichtbaar is.
Zo krijg je een situatie waarbij er overal groen in verschillende tinten aanwezig is zonder duidelijk onderscheid tussen de planten. Wanneer een koolwitje dan over een korte rij kolen vliegt, merkt het die op via de geur en landt.
Doordat er nog verschillende andere planten dicht bij staan, lopen die voor het zicht van de vlinder in elkaar over tot één groot groen vlak en lijken het allemaal geschikte planten. De kans dat de vlinder dan op een niet-koolplant landt is groot. Herhaalt hij dit proces enkele keren en landt hij van de vijf landingen maar twee keer op een koolblad en drie keer op een ander blad, dan zal het koolwitje zijn conclusies trekken en verder vliegen op zoek naar een geschikte plant om eitjes af te zetten.
Bovendien is het zelfs niet zeker dat de koolplant voldoet, zelfs indien onze vlinder elke keer op een koolblad terechtkomt. Wanneer een plaaginsect op de, in theorie, juiste plant landt, komt er nog een ander element in het spel: secundaire metabolieten. Dat zijn stoffen die geproduceerd worden door de plant en niet noodzakelijk zijn voor groei en voortplanting. Denk hierbij aan afweerstoffen, etherische oliën, alkaloïden …
Elke plant produceert een enorme hoeveelheid van deze metabolieten en het zijn vaak stoffen die een plaaginsect afstoten. Heb je planten die in staat zijn om voldoende mineralen uit de bodem te halen en voldoende energie hebben om die extra processen te laten voltrekken, dan heb je perfect gezond groeiende koolplanten.
Ze lijken dan misschien een gemakkelijke prooi voor plaaginsecten, maar ze zullen ze toch afstoten. Zo kan het dat er veel koolwitjes rondvliegen in je tuin, dat ze zelfs landen op je koolplanten maar toch verder vliegen zonder eitjes af te zetten!
In wisselteelt: altijd prijs!
Vergelijk je deze manier van combineren met wisselteelt of een monocultuur, dan begrijp je direct waarom je in die systemen sukkelt met plaaginsecten. Je plant en zaait grote uniforme blokken waar een duidelijk visueel verschil is tussen de rijen planten en de bodem.
Een plaaginsect vindt door de overduidelijke en sterk aanwezige geurpluim het blok met kolen, wortelen of aardappelen gemakkelijk. Eenmaal in de buurt ziet het insect waar het moet landen want er is een duidelijk verschil in kleur tussen de groene planten en de bruine bodem. Omdat er alleen planten staan die dienstdoen als voedselplant of die geschikt zijn om eitjes op af te zetten is de kans dat het plaaginsect juist landt 100%. Zowel bij de eerste, tweede, derde als vierde landing: altijd prijs.
Chaos is wat je nodig hebt
Het mag duidelijk zijn dat mengen, combineren tot in het extreme, de enige logische manier is om plaaginsecten te misleiden. Creëer een chaos in je tuin en de plaaginsecten vinden hun geliefkoosde planten veel moeilijker.
Eenvoudiger kan niet: je plant en zaait op een bepaalde manier en je moet niet meer spuiten, geen netten gebruiken, geen rupsen en kevers vangen en pletten … Er valt een hele hoop werk van je schouders en je hebt een blijvend resultaat waar je tijdens het jaar niets extra meer voor moet doen. Perfect toch!
martien spitzen says
Mooi verhaal over het koolwitje. Het lijkt bij mij wel te kloppen. Slechts enkele kolen met rupsen neem ik waar, die een deel van de bladeren eten en dan weer verdwijnen, naar ik aanneem doordat een roofinsect er een eitje in heeft gelegd.
Afgelopen seizoen voor het eerst veel schade in de aardbeien door engerlingen van de Meikever. Ik twijfel of ik ze zal gaan bestrijden met aaltjes.
Wat denken jullie?
Luk Dirkx says
Prachtig hoe mooi en simpel jij dit kan overbrengen. Moeilijke woorden worden makkelijker door ze juist en niet overdadig te gebruiken. Zalige kennis ook, die op een hele fijne manier wordt overgebracht. Een voorrecht om deze te mogen ontvangen.
Dankjewel en Chapeau!
Johanna says
Hallo,
De neiging om in rijtjes je groente te planten is wellicht ontstaan uit praktische overwegingen. Het oogsten of bewerken lijkt dan makkelijker. Dat geldt vnl. voor boerenbedrijven eigenlijk.
Maar het probleem van insecten werkt dat dus in de hand.
Voor de kleinere moestuin een hele goeie tip!
Ook is er vaak de behoefte aan een zogenaamde ‘netheid’ in de tuin.
Ik vind dit verhaal heel logisch en ook interessant en houd daar komend moestuin seizoen zeker rekening mee.
Bedankt hiervoor!
Vriendelijke groeten,
Johanna d’Armagnac
Lodewijk Van Dyck says
Goede en duidelijke uitleg voor het creëren van chaos in de moestuin. Nu nog de praktijk volgend seizoen. Bedankt
Bertus says
Hallo
Observeren heeft Frank als eens aangegeven om te doen, erg belangrijk. Het was mij al eens opgevallen dat Koolwitjes op een plant gaan zitten en dan met hun “tong” erop tikken, ahw proeven .
Ook vliegen ze vaak heen en weer. Mijn bodembedekking is een laag houtsnippers waarin de planten rustig kunnen groeien. Al duurt dat wel even voordat de eerste laag voldoende verteerd is. Ontzettend veel insecten zitten eronder en de schimmels zijn duidelijk waarneembaar.
Schoffelen, insecten netten en andere gewasbeschermende maatregelen gebruik ik niet, die paar rupsen van het koolwitje heb ik gevonden dit jaar, was geen probleem.
Tussen de aardappelen plant ik Tuinbonen en Pastinaak.
De Stokbonen zet ik ong. 1 meter uit elkaar zodat ik er Koolplanten tussen kan zetten, ook in het midden is er dan voldoende licht om er Sla of Rode Biet tussen te zetten.
Mijn Stokbonen staan noord-zuid gericht, de oostkant plant ik als eerste en de westkant een paar weken later. Dan geeft een betere spreiding van de oogst en de planten die er tussen staan krijgen toch wat langer voldoende licht.
Alleen van de Aardappelen en de Stokbonen houd ik bij waar ze gestaan hebben en zet ze niet elk jaar op de zelfde plek, maar voor de rest maakt het niet uit. Gewoon planten waar ik ruimte heb, lekker alles door elkaar.
Het is alleen wel vervelend dat het er niet zo “netjes” uit ziet. Maar daar heb ik dan weer geen probleem mee.😏
greet says
De gemende groenten beginnen klein, ik zet alles dicht genoeg zodat er einde lente geen kale grond te zien is. Als dan de kolen verder groeien overgroeien ze alles… pas na de kolenoogst kunnen die overgroeide planten weer wat bijgroeien. Goeie kolenoogst gehad maar zeer kleine uien, wortels, schorseneren, knolselder, prei, bietjes, etc.
verder uiteen, dan is er kale grond(gemulchte) tot eind augustus…dus bruin/groen kleurverschil tot dan.
De brassicafamilie is ook groot en voorziet in veel van ons wintervoedsel ook mosterd, rucolla, daikon, ramanas, paksoy, raapjes… en dan nog zeekool en eeuwige moes en oost-indische kers…
Ik kweek ook simpelweg niet genoeg andere groenten om rond en tussen alles van de brassica familie ander eten te zetten.
Hoe kan dit beter?
Beckers Hilde says
Interessant, alles door elkaar. Maar hoe hou je de vruchtwisseling dan op orde in een kleine tuin? Of is dit een achterhaald verhaal?
Hetty says
Vruchtwisseling is niet nodig bij deze manier van tuinieren.
Omdat er niet op 1 plek dezelfde voedingsstoffen gebruikt worden.
Verder geef je door mulchen veel terug aan de bodem.
Win win dus.
Jane Bries says
WAT TE DOEN MET WITTE VLIEG?
Hartelijk dank voor uw inspirerende artikelen! Uw systeem van chaos helpt mij inderdaad tegen allerlei plaagdieren. Enkel sinds twee jaar zoveel last van witte vlieg, dat ik bijna geen oogst meer gehad heb. Witte vlieg lijkt alles aan te tasten wat het te pakken krijgen kan. Heeft u voor mij suggesties die mijn oogst zouden kunnen beschermen tegen witte vlieg, zonder dat ik het natuurlijke herstel van mijn bodem en tuin verstoor? Ik werk met eigen compost, mulch en gebruik enkel lavameel in de tuin.