Onder de golven verdwijnt het licht. Op slechts 200 meter onder het oppervlak wordt fotosynthese onmogelijk. Op 1000 meter diepte verdwijnt het zonlicht volledig, zoals uitgelegd door de National Ocean Service. De diepe oceaan – de grootste habitat op aarde – is ook de donkerste. Naarmate licht onder water steeds irrelevanter wordt, wordt geluid belangrijker dan ooit. Het is niet verwonderlijk dat walvisachtigen – dolfijnen en walvissen – meer dan van enig ander zintuig afhankelijk zijn van geluid om hun wereld te begrijpen, om te navigeren en om te manipuleren. Terwijl apen bekend staan om hun kleurenvisie en mensen zichzelf graag zien als visuele wezens, hebben walvisachtigen geen behoefte aan dure oculaire apparatuur. In plaats daarvan hebben ze een van de meest onderscheidende, complexe en unieke akoestische anatomie en bijhorend gedrag op aarde ontwikkeld. Walvisachtigen zien en voelen met geluid. Geluidsgolven reizen veel sneller en veel verder door water dan door lucht: ongeveer 1500 m per seconde in zeewater, vergeleken met slechts 340 m per seconde in lucht – meer dan vier keer sneller.
Walvisachtigen zijn uitgerust met een evolutionair verschillend apparaat waarmee ze geluiden kunnen waarnemen en gebruiken die anders zijn dan wat enige andere groep dieren op aarde kan. Terwijl mensen geluiden kunnen horen variërend van 20 Hertz (Hz) tot 20.000 Hz, kunnen tuimelaars tot 160.000 Hz horen – buiten het bereik van honden, beroemd om hun gevoeligheid voor hoge tonen die wij niet kunnen horen: ze tikken uit op 44.000 Hz. Alle wezens op aarde gebruiken tot op zekere hoogte geluidsgolven, maar tandwalvissen zijn de sonische meesters van de hogere registers van het dierenrijk.
Baleinwalvissen daarentegen heersen oppermachtig over de lagere registers – de bastonen van de zoölogische toonladder. Terwijl tandwalvissen hoge fluittonen uitstoten om met elkaar te communiceren, en nog hogere klikken om prooien te lokaliseren, zingen baleinwalvissen naar elkaar met gerommel, zacht gekreun en gegrom dat vaak te laag is voor mensen om te horen. Omdat laagfrequente geluiden verder reizen met minder verstrooiing, vervorming en transmissieverlies, kunnen baleinwalvissen met elkaar communiceren over enorme afstanden – duizenden kilometers.
Ze bereiken dit door een ingenieuze tactiek: roepen binnen iets dat het ‘deep sound channel’ wordt genoemd, ook wel bekend als het SOFAR-kanaal (voor Sound Fixing and Ranging-kanaal). Vanwege de fysieke eigenschappen van de oceaan nemen geluidsgolven dicht bij het oppervlak snel in volume af, maar op verschillende diepten onder het oppervlak, afhankelijk van de breedtegraad, lijden geluidsgolven weinig transmissieverlies en nemen ze toe in de snelheid waarmee ze reizen.
Het lied dat kilometers ver reist
Walvisliederen kunnen duizenden kilometers reizen door deze horizontale strook water, die vaak een ‘akoestische gids’ wordt genoemd. Koude-oorlogswetenschappers ontdekten het kanaal in de jaren 1940 en ontdekten hoe het te gebruiken in onderzeeëroorlogen, maar strategisch gebruikten ze het kanaal om te luisteren naar Sovjetonderzeeërs duizenden kilometers verderop.
Lang voordat de marine erachter was gekomen hoe ze de akoestische eigenschappen van de diepten van de oceaan konden benutten om signalen zo ver mogelijk te verzenden, ontwikkelden walvissen gedragsstrategieën om over enorme afstanden met elkaar te communiceren: de roep van een gewone vinvis kan bijvoorbeeld 250 km afleggen op het oppervlak, maar meer dan 6.000 km in het diepe geluidskanaal.
Deze walvisachtigen hebben deze communicatietechnieken ontwikkeld door noodzaak. Onder water is er geen effectievere manier om te communiceren. Net zo ontwikkelen wij steeds betere manieren om te combineren. Monocultuur heeft een enorme input van sproeistoffen nodig om alle plagen te bestrijden, maar door steeds intensiever te gaan telen, kan je het gebruik hiervan volledig vermijden. Het systeem van schijnbare chaos imiteert de natuur in verregaande vorm!
Veel opmerkingen
Wat bij deze manier van combineren belangrijk is, is dat je goed moet weten hoe een groente eruitziet die volgroeid is. Hoe groot, hoe breed en hoe hoog de plant wordt, wat voor bladeren, welke kleur het blad, de nerven en de vruchten krijgen. Vanzelfsprekend is dat niet en het vraagt enkele jaren ervaring om het goed te kunnen inschatten. Zelfs dan is het nog niet altijd zoals je dacht: het weer heeft ook een grote invloed op de groeikracht van planten. In een ideaal jaar groeit alles groter, valt het seizoen tegen dan blijft alles kleiner. Ook daarom kan je schijnbare chaos tegenvallen of anders uitdraaien dan gepland.
Het is een vaak gemaakte opmerking dat het niet eenvoudig is voor een beginner om zo’n planning te maken. Het is echter belangrijk om te onthouden dat je niet verkeerd kan combineren! Het feit dat je combineert is op zich al voldoende. Door groeiende kennis en ervaring worden je combinaties steeds beter. Het voordeel van deze manier van combineren is dat je veel beter observeert hoe je planten groeien, hoe ze evolueren in de loop van het seizoen, welke geur ze hebben, welke kleur, welke textuur … Het zijn allemaal dingen die niet zo belangrijk zijn in een gewone tuin, maar wel in een natuurlijke tuin. Door dit verbeterd observeren merk je ook andere dingen op die je ongetwijfeld helpen in de tuin.
Enkele hulpmiddelen
Het is je al wel duidelijk dat een bloemkool en een courgette in de winkel er totaal anders uitzien dan de plant die in je tuin groeit. Met een maar net ontluikende kennis over groenten kweken kan je onmogelijk inschatten hoe breed het blad van een pastinaak valt of hoe hoog een spruitkool groeit. Een indicatie hiervoor vind je eenvoudig op internet. Elke zadenleverancier heeft tegenwoordig een uitgebreide website waarop veel informatie staat over het aanbod van groenten. Naast een beschrijving van de groente, vind je meestal ook een foto waarop je kan zien hoe de plant er in het volwassen stadium uitziet. Ook de kleur en de vorm van het blad worden zo duidelijk. Verder staat er ook altijd informatie over de hoogte van de plant, over plantafstanden en over de zaai- en oogstperiode. De plantafstanden geven de uiteindelijke breedte van de plant weer. Zo staat er bij ‘andijvie 5’ dat je 30 cm moet voorzien per plant, in alle richtingen. Hieruit kun je dan afleiden dat andijvie zo’n 30 cm breed wordt.
Voor bloemkool vind je dat een tussenafstand wordt geadviseerd van 50 cm. Opnieuw is dat een indicatie dat een bloemkoolplant zo’n 50 cm breed wordt. Uiteraard zijn dat allemaal slechts gemiddelden maar ze helpen je toch goed vooruit. In het systeem van schijnbare chaos zetten we alles een beetje dichter bij elkaar dan normaal, juist om die chaos te creëren en het onderscheid tussen de verschillende planten te verkleinen. Daarom zet je andijvie op 25 cm van elkaar en laat je voor kolen zo’n 40 cm tussenruimte. Het resultaat zijn planten die net tegen elkaar groeien, maar elkaar onvoldoende hinderen om er last van te hebben. Gebruik je niet graag een computer tijdens het maken van je planning, dan kan je bij veel leveranciers ook een papieren catalogus aanvragen. Tijdens het plannen kan je dan lekker bladeren, zoeken en noteren!
Niet alleen door te zoeken op internet vind je informatie, op de zaadverpakking zelf staat ook informatie over groottes en plantafstanden met daarnaast een foto van de plant. Zo kan je tijdens het zaaien nog even controleren op welke afstanden je de planten het best zet. 100% sluitend is deze manier van werken niet, maar indien je rekening houdt met de informatie die je op deze manier snel en gemakkelijk kunt opduikelen, ben je toch altijd ongeveer juist. Doe je dat enkele jaren, dan is je kennis voldoende om je de plant visueel voor te stellen en maak je zonder al deze hulpmiddelen op enkele uren tijd je volledige planning!
Is wisselteelt dan wel eenvoudig?
Wanneer je begint met tuinieren en wat rondkijkt en boeken leest, dan merk je al snel dat je wisselteelt moet toepassen. Ervaring heeft geleerd dat je de bodem uitput en allerlei bodemziektes aantrekt als je een teelt jaar in jaar uit op dezelfde grond zet. Zeker niet aan te raden dus! Een oplossing hiervoor is wisselteelt waarbij je je groenten opdeelt in verschillende groepen en die elk jaar doorschuift: wortel-, blad-, peul-, kool-, vruchtgewassen en aardappelen. Je moet hiervoor zes bedden aanleggen waarop je roteert om elk jaar de volgende groep groenten te telen. Het lijkt allemaal simpel genoeg tot je een volgende site of boek bekijkt. Blijkbaar zijn er ook systemen met drie, zes, negen of meer bedden. Soms worden er ook meer groepen gebruikt, aardbeien moeten eigenlijk apart en rabarber en asperges moeten een plaats krijgen. Wil je meer aardappelen eten, dan moet je hiervoor extra bedden plannen die dan weer moeilijk op te nemen zijn in de teeltwissel.
Problemen bij wisselteelt
Ook de indeling van een groep is niet altijd logisch of voor iedereen hetzelfde: deel je een groep in naar voedingsvereisten, naar familie of naar hoe wij de groente eten (de knol, het blad of de vrucht)? Hierna enkele voorbeelden van problemen die spontaan opduiken:
* Een rode biet zet je bij de wortelgewassen omdat je de biet opeet. Maar je kan ook het blad ervan eten, hoort hij dan niet bij de bladgewassen? Rode biet is trouwens familie van de snijbiet die wel bij de bladgewassen staat. Welk criterium volg je nu het best?
* Witloof moet je bij de wortelgewassen telen, maar uiteindelijk eet je daar niet de wortel van op maar het blad. Moet die dan niet bij de bladgewassen staan?
* Prei is geen wortelgewas, hoewel hij onder de grond groeit en de meeste mensen vooral het ondergrondse deel opeten. Toch staat hij bij de bladgewassen, terwijl hij familie is van de uien, de knoflook en de sjalot die wel bij de wortelgewassen staan terwijl dat geen wortels zijn. Prei en ajuin zijn trouwens familie en mogen geen twee jaar na elkaar staan. Je krijg hier problemen met je teeltwisseling omdat je families gaat verdelen over verschillende groepen (net zoals bij de rode biet en de snijbiet trouwens).
* Bij de kolen kijk je dan weer wel naar de familie en zet je bij de kolen ook de radijs. Die heeft meer weg van wortels dan van kool, maar hij moet bij zijn eigen familie staan. Ook rammenas en koolraap vallen in deze categorie en staan wat verloren tussen de kolen. Om het volledig af te werken is er ook beslist om enkele soorten van de koolfamilie toch niet bij hun familie te zetten maar wat te verspreiden over andere groepen: zo staan rucola, tuinkers en mosterdblad bij de bladgewassen terwijl het eigenlijk familie is van de kolen. Logisch?
* Daarnaast is een argument om deze indeling te gebruiken de vraag naar bemesting. Zo moet je proberen om op een bed planten te zetten met soortgelijke eisen naar voedingsstoffen. Maar ook dat klopt niet. Een radijs staat naast een kool en een radijs heeft juist weinig voeding nodig in tegenstelling tot een kool. Of prei die meer voeding nodig heeft dan veldsla, ajuin minder dan rode biet en ga zo maar verder.
* Eet je graag veel kolen, dan ben je sterk beperkt in wat je kweekt: de oppervlakte van je bed is de maximale oppervlakte waarop je kolen mag kweken. Eet je geen aardappelen, dan heb je elk jaar een bed over waar je niets mag zetten. Eet je graag veel rauwe groenten en wil je veel soorten bladgewassen, dan zal je merken dat dat vak al snel uitpuilt, terwijl andere vakken nauwelijks planten bevatten. Het is een zeer rigide systeem waar slechts heel weinig flexibiliteit inzit. Je gaat al haast groenten kweken die je niet graag eet, enkel en alleen om je vakken vol te krijgen.
Er zijn vele fora en Facebook-groepen waar eindeloos wordt gediscussieerd over indelingen, schema’s en alternatieven voor wisselteelt. Het is zeker geen eenvoudige, logische manier van combineren, zoveel mag wel duidelijk zijn.
Als je als beginneling hiervoor een planning maakt met voorteelten, nateelten en groenbemesters, komt er na enkele uren rook uit je oren. Ook dit systeem is ingewikkeld, heeft nadelen en tegenstrijdigheden wat het compleet onlogisch maakt. Ik heb, en jij vindt ze ook gemakkelijk als je even zoekt op internet, al voorbeelden gezien van teeltschema’s waarvoor je gevorderde universitaire studies moet volgen om er wijs uit te raken.
Onbekend
Ik denk dat het inderdaad niet eenvoudig is voor een beginner om combinaties te maken volgens het systeem van schijnbare chaos. Maar ik ben er zeker van dat het ook niet simpel is om als beginner een planning te maken volgens de principes van wisselteelt. Toch lijkt dat gemakkelijker, volgens mij vooral omdat je overal voorbeelden en extra informatie vindt. Iedereen heeft wel een ervaren tuinier in de straat of in de volkstuin die je graag bijstaat en uitleg verschaft als je vastloopt met je planning. Op internet, in tuinboeken, overal vind je extra uitleg en voorbeelden. Hierdoor lijkt het eenvoudiger dan het in werkelijkheid is.
Over het systeem van schijnbare chaos is deze bekendheid er nog niet, maar als meer mensen het toepassen, er meer online te vinden is en het opgenomen wordt in tuinboeken, zal blijken dat het veel logischer en eenvoudiger in elkaar steekt dan wisselteelt. Zodra je je van een plant een fysieke voorstelling kan maken in je hoofd, ben je vertrokken en heb je niets anders meer nodig. Geen informatie over bemesting, geen onlogische indelingen, geen beperkingen naar oppervlakte …
Net zoals de walvisachtigen door evolutie hun manier van communiceren hebben geperfectioneerd, wordt onze manier van combineren ook steeds beter met de jaren die verstrijken.
Peter Dekker says
Goedemorgen Frank,
Wederom een inspirerend en informatief stuk informatie. Ik heb nu mijn eerste jaar telen volgens het systeem van schijnbare chaos erop zitten en ben er helemaal door gegrepen. Goede oogst gehad dit jaar, ondanks het wisselvallige voorjaar. Maar vooral een levendige tuin met veel afwisseling in kleur, geur en volumes. Ook nu in het najaar alle bedden in rust met een dikke laag mulch erop. Terwijl iedereen om mij heen druk bezig was met spitten vulde ik mijn bedden met ladingen gevallen blad en kan ik nu in alle rust mijn planning voor komend jaar gaan maken. En dat wordt op zeker weer een indeling volgens het systeem van schijnbare chaos. Met nog meer variatie om de “chaos” compleet te maken. Ik heb mijn keuze voor schijnbare chaos gemaakt. Dank voor je vele informatie en heldere uiteenzettingen. Peter
C. Melotte says
Zoals Frank het ook beschrijft, is het moeilijk voor een beginneling om deze schijnbare chaos toe te passen. Wat je ook moet doen is goed noteren hoe breed, hoog diep de plant wordt want je zaait bvb vóór in potjes en wanneer je gaat uitplanten ben je vergeten hoe het weer zat. Het doet er dus ook wel toe hoe chaotisch of georganiseerd de tuinier zelf is. Ik vind het nog steeds boeiend maar ik houd wat rekening met alle kennis die ik in de loop vd jaren heb opgedaan. Zo weet ik ( of ik kan het mis hebben…?) dat ik geen boontjes op rijke grond moet zetten en dat vruchtgewassen en kolen, slokoppen zijn. Ervaring en veel luisteren en lezen is het best volgens mij.