Please log in to view this content
Les 9: Vogels in de tuin
Onder De Linde
Extra Informatie
Toepassingen bij Yggdrasil
Zowel ik als mijn moeder hebben geen uitgebreide kennis van insecten, wat ze allemaal doen, hoe ze leven, wat ze kunnen bijdragen aan de tuin.
Doorheen de jaren leer je er wel enkele kennen, maar het onderscheidt tussen de verschillende soorten is soms zo moeilijk te zien dat het niet eenvoudig is om alles te onthouden. Wij zijn met Yggdrasil dan ook op een andere manier gestart met het omgaan met insecten dan wat specialisten en organisaties zoals Natuurpunt doen.
Ons uitgangspunt
We zijn gestart met zoveel mogelijk voorzien van diverse randen waardoor er veel schuilplaatsen, maar ook voeding en overwintering is voor insecten. Door uitgebreide haagkanten aan te leggen met bloeiende soorten voorzie je al dadelijk een rijk buffet aan nectar en pollen voor allerlei soorten. Ook trek je zo andere dieren aan waar sommige insecten dan weer voordeel uit halen.
Geleidelijk aan zijn we van een heel algemene aanpak opgeschoven naar een specifiekere aanpak. Voorbeelden zijn het aanleggen van insectenhotels, maar vooral het aanplanten van specifieke bomen, struiken en planten. Niet zozeer met het idee om een speficieke soort bij of hommel of vlinder aan te trekken, maar eerder met het idee om ook in hjet voorjaar en het najaar nog bloeiende zaken in de tuin hebben zodat insecten een langere voedingsperidoe hebben.
Want nectar en pollen zijn redelijk eenvoudig te vinden in het late voorjaar en de zomer, het is vooral in het najaar en de vroege lente dat er soms problemen opduiken. Hier houden we de laatste jaren meer rekening mee, al blijven we vooral steeds meer randen maken zodat er meer diversiteit is in voeding, in habitat en in overwinteringsplaatsen.
Denk hierbij aan het uitgraven van 2 extra poelen met een moeraszone, het aanleggen van enkele stapelmuurtjes doorheen de tuin. Maar ook simpele ingrepen zoals het maken van een klein hoop met houten takken als plek voor egels en alle andere insecten en dieren die er baat bij hebben.
Ik denk persoonlijk dat het beter is om een grote diversiteit te hebben in de tuin en niet te focussen op een bepaald insect en daar de ideale omstandigheden voor te creeëren. Misschien lukt het en krijg je een zeldzaam beestje in je tuin, maar evengoed lukt het niet en steek je al die moeite erin zonder opbrengst. Daarnaast is het ook niet de job van een tuinier om een zeldzame soorten aan te trekken en te redden. De bedoeling van een natuurlijke tuin is om groenten te kweken, je te amuseren en zoveel mogelijk diversiteit te creeëren. Deze extra diversiteit helpt in het bestrijden van plagen en zorgt dat er een evenwicht onstaat waardoor je nauwelijks tot geen problemen hebt in je groentetuin.
Een fantastisch boek
Enkele weken geleden heb ik het boek Wilding van Isabella Tree gelezen. Het gaat over een klassiek boerenbedrijf dat het roer helemaal omgooit en zijn vele hectares grond zonder al te veel ingrijpen laat verwilderen. De natuur neemt geleidelijk over, en deze evolutie wordt mooi beschreven in het boek. Wat me zo aansprak in het boek is dat ook zij de overtuiging hebben dat je gewoon allerlei dingen moet voorzien, niet al te veel moet ingrijpen en dat er dan fantastische dingen gebeuren. Zeldzame soorten duiken spontaan op, dingen waarvan je dacht dat ze vele jaren zouden vergen gebeuren al na enkele jaren.
Ook zij hebben gestuurd en sommige soorten geïntroduceerd om bepaalde systemen te ontwikkelen of te onderhouden, maar de boodschap doorheen het boek blijft luid en duidelijk: voorzie ruimte, voedsel en nestgelegenheid en er gebeuren spectaculaire dingen.
Een andere insteek
In het boek ‘Wilding’ zijn er verschillende zeldzame soorten vogels, vlinders … die hun plek vinden zonder dat er speciaal voor hen maatregelen genomen waren. Iets wat we in onze tuin ook vaak zien: een lemen muur trekt schoorsteenwespen, een takkenril een eend om te broeden, een wespennest in de grond een wespendief … Wij leggen bijna nooit iets specifiek voor een bepaald dier aan, maar voorzien breed voedsel en nestplaats en kijken dan wat er komt. En er komt altijd meer dan je verwacht, heel vaak zelfs totaal onverwachte zaken.
Ik heb deze week het boek ‘The last Butterflies‘ van Nick Haddad gelezen. Hierin vertelt hij over zijn zoektocht naar de zeldzaamste vlinder. Hij heeft een carrière van meer dan 30 jaar in het bestuderen en helpen van zeldzame vlinders. In het boek bespreekt hij 6 zeldzame vlindersoorten en bekijkt hij welke uitdaging die zeldzame soorten moeten overwinnen om kans te maken op overleven. Het boek geeft een inzicht op de effecten die onze manier van leven heeft op vlinders, maar eigenlijk op alle organismen op onze planeet.
Wat mij vooral opviel in het boek is de manier waarop er klassiek te werk wordt gegaan om een soort te conserveren. Het is het compleet tegenovergestelde van waarop wij in onze tuin te werk gaan en roept wel enige vragen op. Ik wil benadrukken dat ik geen oordeel vel over de conservatie van zeldzame soorten op zich, maar ik vraag mij soms wel af of de kosten en de gevolgen ook allemaal goed doordacht worden wanneer men zo’n conservatie project opzet.
Ik denk dan direct aan de situatie in mijn eigen gemeente waar men tientallen hectare bossen kapt en de grond afgraaft om die gebieden terug te herstellen naar heidegebied en daarmee gepaard gaande fauna. Het heeft een enorme impact op alles wat nu in die bossen groeit, bloeit en leeft en ik stel mij soms toch de vraag of dit het allemaal waard is. Men vernietigt zeer veel leven in een poging (die niet zeker slaagt) om ander leven te conserveren.
Terug naar het boek. Bij elke bespreking van een zeldzame soort wordt de manier van conserveren belicht, de onderzoeken naar de levenscyclus van de plant, de experimenten en de eventuele successen en tegenslagen. En daaruit blijkt al direct al die conserveringspogingen zeker geen positieve uitkomst garanderen. Integendeel zelfs, vaak werken ze contraproductief.
Zo is er de ‘Saint Francis’ satyr‘ die enkel op de legerbasis ‘Fort Bragg’ in North Carolina voorkomt. Tijdens de eerste decennia van het onderzoek en de pogingen tot conservatie waren er nog verschillende plekken op deze basis waar de vlinder voorkwam. Om deze plekken te vrijwaren werden er maatregelen genomen om bevers weg te krijgen, mensen buiten te houden en het gebied zoveel mogelijk ongestoord te houden. Toch bleef de populatie afnemen en stierven de vlinders in deze gebieden uit. Een zone in het midden van de legerbasis blijft het wel goed doen en hier deden de vlinders het goed. Uit verder onderzoek bleek dat deze vlinders juist veel verstoring nodig hebben. Hun gebied moest regelmatig onderlopen en afbranden zodat hun gastplanten ruimte en de juiste omstandigheden hadden om te groeien. Door de andere vlindergebieden af te zetten en te vrijwaren van verstoring heeft men ze juist sneller naar de afgrond gedreven. En zo worden er nog verschillende voorbeelden in het boek aangehaald waarbij men door conservatiemethodes de tegenovergestelde resultaten behaalt.
Daarnaast gebruikt men methodes die een grote impact hebben op ander leven en zo toch ook wel wat vragen oproepen. De conclusie die Nick Haddad trekt doorheen het boek is dat een levenscyclus van een dier heel ingewikkeld kan zijn. Hierop ingrijpen is niet eenvoudig en vraagt veel studie en tijd. Zo is er een vlinder die een deel van zijn ontwikkeling als rups doorbrengt in een mierenkolonie. Het heeft tientallen jaren geduurd voor men dit door had maar ondertussen waren er al tig gefaalde conservatiepogingen aan vooraf gegaan.
Neem algemene maatregelen
Al de voorgaande uitleg dient enkel om mijn punt duidelijk te maken: in je tuin kan je beter algemene maatregelen treffen om gelijk wel leven aan te trekken. Zoek niet in boeken welke planten je moet zetten om een bepaalde solitaire bij aan te trekken. De kans dat je alle noodzakelijke factoren aanwezig hebt in je tuin is klein.
Het is veel beter om gewoon allerlei zaken op te bouwen en dan te kijken wat er gebeurt, wat er allemaal verschijnt en opbouwt. Het ene insect neemt immers een ander mee, of ondersteunt een groter dier dat op zijn beurt weer een andere rol in het systeem opneemt. Het is veel leuker om verrast te worden door de draagkracht en inventiviteit van de natuur dan teleurgesteld te worden omdat je kunstmatig geknutseld systeem niet het verhoopte resultaat oplevert!
Dus ontwerp, bouw en ontwikkel randen, voorzie voedsel, nest- en overwinteringsplaatsen en wacht op de verwondering die ongetwijfeld komt over de verrassende resultaten!
Een voorbeeld
Tijdens de rondleiding merkte iemand op dat er zeer veel rouwvliegen bij ons rondvliegen, wat blijkbaar redelijk uitzonderlijk is omdat ze tegenwoordig niet meer zo talrijk voorkomen. Nu is het zo dat mijn moeder al enkele jaren op zoek is naar de naam van een soort vlieg die altijd massaal voorkomt in de maand april – mei. Hele zwermen hangen dan rond in onze tuin, zitten op planten en komen rond uw hoofd vliegen en zetten zich op uw lichaam. Ze doen niets maar kunnen enorm irritant zijn tijdens het werken.
Nu blijkt dat deze vlieg geen vlieg is maar een mug en volgens deze vrouw heten ze Bibio marci (rouwvlieg of maartse vlieg). Zij wist er veel over te vertellen. Zo komen de mannelijke muggen eerst uit en hangen in zwermen onder bomen en gaan verticaal op en neer. Ze leven niet lang, ongeveer een week, en hun enige functie is het bevruchten van de vrouwtjes. Enkele dagen na de mannetjes komen ook de vrouwtjes uit, deze cirkelen rond de mannetjes, worden bevrucht, leggen hun eitjes in de grond en sterven.
De rest van de levenscyclus speelt zich ondergronds af, en de muggen vliegen dus maar enkele weken rond, meestal beginnen ze rond 25 april tot ongeveer half mei.
De muggen overleven op nectar en vormen zo een uitstekende bestuiver voor onze bessenstruiken en fruitbomen die nu volop in bloei staan – de bestuiving moet niet altijd door de bijen gebeuren :-).
Schadelijk insect? Absoluut niet!
Bij het opzoeken van meer informatie op internet kon ik zo direct niet veel vinden, en wat ik vond was vooral bestrijdingsadvies omdat de larven van de maartse vlieg blijkbaar aan de wortels van gras vreten en zo gazons vernielen.
Maar wat blijkt bij verder graven? De rouwvlieg is eigenlijk een ideale composteerder en de larven voeden zich met verterend organisch materiaal. De vrouwelijke muggen leggen hun eitjes bij voorkeur in humus-rijke grond en onze gronden zijn extreem humusrijk. (Uit een recente bodemanalyse blijkt dat wij een organische stof gehalte hebben van 16%. Gangbare landbouw zit onder de 1 %!). Aangezien wij veel mulchen, zijn deze larven dus heel belangrijk omdat ze de mulch in het najaar goed omzetten in humus en voedingsstoffen die de planten dan goed kunnen gebruiken in het voorjaar.
De volwassenen komen juist op het goede moment uit in het voorjaar, al onze bessenstruiken en fruitbomen staan immers in bloei wanneer deze maartse vlieg uitkomt en ze hebben een aanzienlijk aandeel in de bestuiving.
Aan ons gras hebben nog nooit larven gevreten, we hebben alleen maar voordelen van deze insecten. Bestrijden? In geen geval …
2 vliegen in 1 klap
Samen met ons ‘raadsel’ over deze vliegen is ineens ook een ander raadsel opgelost waar we al enkele jaren mee zitten. Wij vinden elk jaar groepjes larven, kleine wormen, in de grond en vroegen ons af wat ze worden. Eerst dachten we groepjes regenwormen maar daar waren ze eigenlijk te bruin en te dik voor.
Nu blijkt dat de eitjes die deze rouwvliegen leggen, uitkomen en zo groepjes larven vormen. De foto’s op internet komen perfect overeen met de groepjes die wij vinden in de grond, meestal op het pad onder houtsnippers of rond smeerwortel waar het afgestorven blad de bodem bedekt. Beide zijn plaatsen waar veel organisch materiaal aanwezig is en waar er dus voldoende voedsel aanwezig is voor de larven. Goed gekozen door de mama-mug!
Het was dus een zeer leerzame dag gisteren zowel voor de bezoekers als voor ons! Zo zie ja maar, men is nooit te oud om te leren.