[mashshare]
In ‘Buiten is het groen’, een boek van Henk Gerritsen, staan knappe inzichten in verband met de tuin. Hij heeft het niet over permacultuur maar hij kent zeer goed de natuurlijke plantengemeenschappen en de dynamiek van de tuin. Het is een vlot leesbaar boek met nogal wat (ook wetenschappelijke) plantennamen maar zijn stijl maakt dat je geboeid blijft lezen.
Hij heeft veel geobserveerd in de natuur en in zijn tuin en er valt heel wat van hem te leren, zeker voor wie zijn tuin vanuit permacultuur wil benaderen, ook al heeft hij het niet over eetbare planten. Zijn manier om naar de tuin en de natuur te kijken sluit heel goed aan bij de principes van permacultuur.
Eerst een sprookje
‘Eenjarige planten zijn de opportunisten van het plantenrijk die gebruik maken van de ellende van een ander. Hun zaden kunnen honderden jaren geduldig blijven wachten op het moment waarop een bestaand, gesloten plantendek door een ecologische ramp wordt weggevaagd om onmiddellijk te kunnen ontkiemen en binnen een jaar te bloeien en zaad te vormen voordat de rechtmatige eigenaar zich van de klap heeft hersteld en de hem toebehorende plek weer inneemt.
Voor het merendeel zijn het onaanzienlijke misbaksels, geminacht door de andere levende wezens, die als paria’s de naam kruid niet mogen dragen: het zijn de onkruiden waarop tuiniers straffeloos hun sluimerende agressie kunnen botvieren.
Ik ken heel wat tuiniers die zich ieder vrij weekend met een satanisch genoegen wijden aan het aanrichten van een bloedbad zodat ze door de week hun air van vredelievendheid kunnen ophouden. Maar de evolutie is niet voor één gat te vangen.
Een aantal eenjarigen heeft kans gezien zich aan de vervolging te onttrekken door stiekem ’s winters te bloeien wanneer de tuinier zich bibberend bij de kachel heeft teruggetrokken: vogelmuur (Stellaria media), vroegeling (Erophila verna), winterpostelein (Claytonia perfoliata), en kleine veldkers (Cardamine hirsuta).
Andere eenjarigen hebben zich aan nog vijandiger omstandigheden aangepast om hun levenscyclus te kunnen voltooien: de verzengende hitte van de woestijn, waar geen ander levend wezen zich waagt. En ziedaar het wonder: in de loop van miljoenen jaren hebben de lelijke eendjes van het plantenrijk zich ongestoord kunnen ontwikkelen tot de allermooiste en meest bevallige schepselen die er zijn.
Zo mooi dat ze massaal door tuinders in de armen zijn gesloten om ze in hun tuinen te kweken. Al gaat dat niet zonder slag of stoot. Want de lieflijke bloemen van de woestijn wreken zich voor het onrecht dat hun minder met uiterlijke schoonheid gezegende verwanten wordt aangedaan door de tuinier te dwingen om te spitten en te schoffelen tot zijn rug het begeeft, om vervolgens héél kortstondig hun kunsten te vertonen.
Voor de buren, want de tuinier zelf ligt op het moment suprême (o, zoete wraak!) met een zware hernia te bed.
En het onkruid? Dat leefde nog lang en gelukkig…’
Bodembedekkers
In de permacultuurtuin wordt aan de bodem een bestendige bedekking gegeven om de groei van ongewenste planten te beperken en als stimulans voor het bodemleven. Als bodembedekking gaan we ‘mulchen’ d.w.z. dat we de bodem bedekken met organisch materiaal dat nog niet verteerd is zoals stro, houtsnippers, blad, … Op die manier verstoren we het bodemleven niet, noch de bodemstructuur. De bodemorganismen graven gangen doorheen de bovenste laag van de bodem om de mulch te komen verteren en zorgen zo voor een luchtige bodem. Door de bedekking is er ook minder verdamping en kan de grond langer het vocht vasthouden.
We gebruiken zelden de zogenaamde ‘bodembedekkers’ tenzij als planten waarvan we één of ander deel willen oogsten zoals bosaardbeien. Bedenk als iemand je een plant aanbeveelt als een ‘goede bodembedekker’ dat dat eigenlijk wil zeggen dat het een plant is die moeilijk in te tomen is. Bedenk je dus goed voor je beslist die plant in je tuin te zetten.
Henk Gerritsen beschrijft beeldend wat bodembedekkers eigenlijk zijn:
‘Het begrip ‘bodembedekker’ is een eufemisme dat speciaal is bedacht voor mensen die een hekel hebben aan tuinieren. Eigenlijk is een bodembedekker een ordinaire woekerplant die meters grond verovert en geen enkele andere plant in zijn nabijheid duldt. In oudere, natuurlijke climaxbossen waar orde en rust heerst, zie je nooit hele plakkaten bodembedekkers.
Ze groeien er wel maar aan de onderkant van hun amplitude sturen ze her en der een blaadje omhoog en leven er in opperste harmonie samen met tientallen andere bosplanten. Alleen op plekken waar de orde is verstoord en er dus sprake is van een grotere milieudynamiek (langs bospaden; bij mierenhopen; waar een wild zwijn heeft gewroet of in de overstromingszone van een beek), zien ze hun kans schoon en breiden ze zich razendsnel uit om de orde te herstellen. Na verloop van tijd, soms pas na tientallen jaren wanneer de rust is weergekeerd, zie je dat woekerplanten weer langzamer gaan groeien en ruimte laten voor andere planten: ze zijn de politie van het bos.
In schaduwtuinen moet je dan ook erg voorzichtig zijn met het toepassen van bodembedekkers. Ook al vraagt een schaduwtuin weinig onderhoud, de rust van een oud climaxbos zal nooit bereikt worden, daarvoor leeft een mens niet lang genoeg (al kan een tevreden tuinier érg oud worden!).
Iedere plant die je uittrekt of nieuw plant, betekent een verstoring van de orde en vraagt om tegenmaatregelen. De politie (lees: bodembedekker) rukt uit om de orde te herstellen. En wanneer je daar al te hevig verzet tegen pleegt omdat geliefde planten in het strijdgewoel kopje onder dreigen te gaan, zijn de rapen helemaal gaar. De politie kan de situatie niet meer aan en de hulp van het leger wordt ingeroepen: dan verschijnen brandnetels en zevenblad in slagorde om een honderdjarig schrikbewind te vestigen.‘
Heb je ervan genoten?
Heb je met een glimlach de bovenstaande uittreksels gelezen uit het boek: ‘Buiten is het groen’ van Henk Gerritsen?
Meer info over dit boek vind je hier: ‘Buiten is het groen’ 🙂 .
Geef een reactie