De wantsen
In de tuin komen we allerlei insecten tegen. Opvallende diertjes zijn wel eens wantsen. Ze zijn er in meerdere kleuren maar de vorm is bij een hele groep ongeveer dezelfde. Ze zijn ongeveer 1 cm lang en een halve cm breed. Dit zijn vooral de schildwantsen en randwantsen. Het achterlijf steekt enigszins uit onder de vleugels. Achter het halsschild bevindt zich bij de meeste wantsen een duidelijk zichtbare driehoek, die met de punt naar het achterlijf wijst, het schildje. Veel wantsen zijn zeer goed gecamoufleerd, andere hebben dan weer een opvallende kleur.
Alle wantsen hebben een zuigsnuit en leven van uitzuigen: planten, zaden, andere insecten, rupsen, eitjes of parasitair op andere dieren. Het komt soms voor dat plantenetende soorten, althans de zwangere vrouwtjes, andere insecten grijpen om proteïnen te verkrijgen voor de ontwikkeling van de eitjes. De meeste soorten wantsen leven van plantensappen, maar een aantal soorten jaagt actief op prooien. Sommige zuigen rupsen, luizen of eieren van vlinders uit, o.a.van het koolwitje.
Wantsen hebben zich aangepast aan allerlei biotopen. Zo zijn ze zowat overal te vinden behalve op zee.
Vele soorten
De berkenwants heeft een roodachtige basiskleur met een patroon van zwarte puntjes bovenop. De berkenwants zet haar eitjes af onderaan een berkenblad en beschermt en verdedigt haar legsel. Als de eitjes uitgekomen zijn, blijft de moeder bij de jonge wantsen en brengt ze naar hun voedselbron, nl. berkenvruchtjes. De nakomelingen blijven ook na de dood van de moeder bij elkaar tot in de late zomer wanneer ze zijn uitgegroeid tot volwassen wantsen.
Vaak zien we in onze tuin ook de gestreepte schildwants. Het is een opvallende wants met een zeer breed uitgegroeid schild dat rood–zwart gestreept is. Deze wants leeft van de sappen van schermbloemigen. Bepaalde momenten zitten ze met velen op de bloemen van de grote engelwortel en ook de venkel wordt druk bezocht door deze wantsen.
De groene stinkwants is helemaal groen met op het eind van het achterlijf een zwart stuk. Tijdens de winter wordt ze vaak bruin en in het voorjaar weer groen. Deze wants leeft op bomen en struiken en zuigt sap uit bessen waardoor de bessen een typische ‘wantsensmaak’ krijgen. Die smaak wordt veroorzaakt doordat wantsen uit klieren aan de zijkant van het borststuk stinkende afweerstoffen tegen belagers afscheiden. Hierdoor hebben wantsen ook weinig last van vijanden. Spinnen daarentegen vangen hun prooi en verdoven ze met hun kaken om ze nadien leeg te zuigen. Daardoor hebben zij geen last van de stank uit de klieren en staan wantsen ook op het menu van spinnen. In de vroege zomer zetten de wantsen hun eitjes af aan de onderkant van bladeren.
De bessenwants is iets langer, tot zo’n 14 mm, het hoornige deel van de vleugels is wijnrood tot bruin en de zijkanten van het achterlijf zijn licht-donkergevlekt. Ook deze wants geeft vruchten een onaangename smaak. Men vindt ze vaak op frambozen.
De zuringrandwants is 11 tot 16 mm lang, de kleur is min of meer egaal bruin met een zwarte vlek achter op het lijf. Deze wants komt vooral voor op de zaadpluimen van de zuring waarvan hij het sap opzuigt. Hij eet zaden maar ook wel eens luizen.
Een mooie, opvallende wants is de vuurwants. Het is een iets smallere wants met rode en zwarte tekeningen. Ze heeft wel het typische driehoekje achter het halsschild. De vuurwants voedt zich hoofdzakelijk met de oude, op de grond gevallen zaden van linden en acacia’s maar ze zijn ook te vinden op de vruchten van het kaasjeskruid.
Peren en wantsen
Dit jaar zijn heel wat peren aangetast door wantsen: door het zuigen van de wants is een harde plek ontstaan waardoor de peer ook een indeuking heeft. Ik weet niet over welke wants het gaat maar ik heb in een oud boek gelezen over de appelwants die ook soms verhuist naar peren. Oorspronkelijk leefde deze wants vooral op wilgen. Naast deze min of meer opvallende wantsen bestaan er nog vele kleinere wantsen met andere vormen en die verspreid over land en water onze streken bevolken.
De wantsen zijn niet altijd aangenaam voor de tuinder, zeker als ze aan het fruit eten en een onaangename smaak achterlaten maar anderzijds dragen wantsen ook bij tot het beperken van luizen en rupsen. Zo worden wantsen vooral op eiken gevonden waarop zich veel rupsen bevinden. Wantsen zelf worden geparasiteerd door vliegen en gegeten door
spinnen.
Zo wordt wellicht het evenwicht behouden en sommige zijn bovendien een mooie verschijning in de tuin.
Deze tekst is eerder verschenen in ‘De Sapstroom’, een trimestrieel contactblad van Yggdrasil. Meer informatie vindt u hier: Een didactisch-ecologische ontmoetingsplaats.
Volgende Stap?
Schrijf u in voor email updates, zo wordt u automatisch op de hoogte gehouden van elk nieuw bericht!
Pé says
Bij ons opvallend veel wantsen, groene en bruine, op de erg stekelige takken van de Rozenbottels (Rosa Cannina Alba). Die zijn nu rijp en hebben we net geplukt, met handschoenen en een snoeischaar 🙂 Heeft er iemand een lekkere toepassing voor?
Pé says
Voor de Rozenbottels, niet voor de wantsen hé 🙂
Pé says
Ai te rap geweest. Moet zijn: Rosa Rugosa Alba.
De bottels hebben een beetje een weeïge geur.
Hopelijk is dat niet van de groene stinkwants.