In de podcast van vorige week heb ik uitgelegd hoe je door goede bodemzorg, door te mulchen en door je manier van tuinieren aan te passen, kan zorgen dat je niet of nauwelijks water hoeft te geven. Maar uiteindelijk, de weersomstandigheden dwingen je soms om in te grijpen als je toch nog groenten wilt kweken. Als je moet water geven, wil ik in deze podcast graag bekijken hoe je dat dan het beste kunt doen.
Potten en volle grond
Er is een belangrijk verschil tussen water geven in potten en in volle grond. Dat gaan we uitgebreid bespreken, net als het ideale moment om water te geven en welke details nog meer van belang kunnen zijn. Misschien is het goed om nog eens te herhalen dat water geven moeilijker is dan het lijkt.
Dat heb ik vorige keer ook al aangehaald, maar het klinkt misschien ongeloofwaardig. Toch is water geven een van de moeilijkste dingen om goed te doen. In potten geef je al snel te veel, terwijl je in volle grond vaak te weinig geeft. Maar hoeveel is dan precies genoeg? Dat is niet zo eenvoudig te bepalen.
Potten redelijk eenvoudig
Gelukkig zijn er manieren om dat te ontdekken, en zeker in potten is het eigenlijk redelijk eenvoudig. Je kunt op verschillende manieren kweken als je in potjes of trays voorkweekt. Het gemakkelijkste is om in trays of potjes te kweken en die in een gesloten bak te zetten.
Dan kun je water geven in die bak, zodat het water van onderaf wordt opgezogen door de plantjes in de pot of zaaitray. Dit is eigenlijk de meest natuurlijke manier. Zo werkt het in de natuur ook.
Water komt van onderuit de grond, en wortels groeien naar beneden op zoek naar water. Als je altijd van bovenaf water geeft, heeft dat verschillende nadelen. Een groot nadeel is dat de wortels vooral aan de bovenkant blijven, omdat het water daar vandaan komt. Hierdoor ontwikkelen de wortels zich vooral in de bovenste laag van het potje.
Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het bereidt de plantjes niet goed voor op uitplanten in de volle grond, waar het juist omgekeerd werkt. Een ander nadeel van bovenaf water geven, is dat de plantjes vaak lang nat blijven.
Als dit in een serre, in huis of in een afgesloten omgeving gebeurt, drogen ze traag op omdat er weinig wind of luchtverplaatsing is. Plantjes die lang nat staan, zijn veel gevoeliger voor schimmels. Dat wil je dus liever vermijden.
Daarom is het ideaal als je de potjes in een gesloten bak kunt zetten en van onderaf water kunt geven. Je vult de bak met een klein laagje water, en zodra dat water is opgezogen door de potjes, is het tijd om bij te vullen. Zo kun je nooit te veel of te weinig water geven. Het is altijd precies goed.
Zachte, fijne straal
Ook belangrijk is de manier waarop je water geeft. Als je een gieter of sproeier gebruikt, pas dan de sterkte van de straal aan aan het groeistadium van je planten. De meeste sproeikoppen zijn instelbaar, en het is beter om een fijne, nevelachtige straal te gebruiken dan een harde straal.
Vooral jonge plantjes kunnen beschadigd raken door een te krachtige waterstraal. Daarom is het belangrijk om een broeskop met kleine gaatjes te gebruiken, zodat het water gelijkmatig en zachtjes verdeeld wordt. Een harde straal kan aarde wegspoelen, wortels blootleggen of zelfs kiemplantjes losmaken, waardoor ze afsterven.
Als je niet de mogelijkheid hebt om je potjes in een waterdichte bak te zetten en verplicht bent om van bovenaf water te geven, geef dan altijd veel water in één keer. Hiermee bedoel ik dat de hele potgrond goed nat moet zijn, niet alleen het bovenste laagje. Zo kan je langer wachten met de volgende watergift en stimuleer je diepere wortelgroei.
Dit werkt net zoals in de natuur: na een regenbui is de grond tot op een bepaalde diepe nat, en dan regent het een tijdje niet. De planten hebben daar geen probleem mee, omdat hun wortels diep genoeg zitten om water te vinden.
Een eenvoudige manier om te controleren of je genoeg water hebt gegeven, is door het gewicht van het potje te voelen. Water heeft gewicht, dus een nat potje voelt veel zwaarder aan dan een droog potje. Til het potje op voor en na het water geven, en je merkt snel het verschil.
Voor pas gezaaide plantjes is het vooral belangrijk dat het bovenste laagje vochtig blijft, omdat de kiemplantjes nog geen diepe wortels hebben. Je kunt dit controleren door met je vinger te voelen of door te kijken naar de kleur van de grond (natte grond is donkerder).
Water geven in bakken of trays
Iets wat ik vaak zie, is dat mensen bij het water geven in bakken of trays met een gieter of tuinslang heen en weer gaan. Hierdoor krijgen de buitenste plantjes vaak minder water dan die in het midden. De randplantjes staan bloot aan meer wind en zon, waardoor ze sneller uitdrogen.
Daarom is het belangrijk om de randen iets meer water te geven dan het midden. Zo voorkom je dat de buitenste plantjes als eerste uitdrogen en schade oplopen.
Water geven in volle grond: geduld en diepgang
In volle grond werkt water geven fundamenteel anders dan in potten. Hier kun je niet langs onder water geven, alles moet van bovenaf gebeuren. En dat is precies waar het vaak misgaat. De bodem neemt water namelijk verrassend traag op. Dat merk je niet altijd direct – als het hard regent, zie je soms zelfs plassen staan. Maar zelfs in bodems met een goede structuur komt dat voor. Er spelen verschillende factoren mee die bepalen hoe goed je bodem water opneemt.
Temperatuur
De temperatuur van de bodem is zo’n belangrijke factor. Een warme bodem neemt veel moeilijker water op dan een koele. In de zomer, als de grond door de zon is opgewarmd en er plots een regenbui valt, zal je zien dat het eerste water bijna blijft liggen. Het heeft tijd nodig om de bodem af te koelen. Pas daarna zinkt het echt in. Hetzelfde gebeurt wanneer je zelf water geeft op een warme dag. Dat eerste water dat je geeft, dient eigenlijk vooral om de bodem voor te bereiden.
Vochtigheid
Ook de vochtigheid van de bodem zelf speelt mee. Een droge bodem is vaak wat waterafstotend in het begin. Je ziet dat duidelijk bij zandgrond of droge compost – het water vormt eerst kleine bolletjes op het oppervlak voordat het begint in te zinken. Alsof de grond even moet “wennen” aan het vocht. Dat komt omdat de bodemdeeltjes eerst een beetje moeten opzwellen voordat ze water goed doorlaten. Daarom is het zo belangrijk om bij het water geven echt de tijd te nemen.
Soort grond
De soort grond bepaalt natuurlijk ook veel. Op een zandbodem hoef je je hier weinig zorgen over te maken – daar loopt het water er zo doorheen. Maar op een zware kleibodem of leemgrond is dit een heel herkenbaar verschijnsel. Daar kan het uren duren voordat water goed is ingezakt. En dat is precies waarom de manier waarop je water geeft zo cruciaal is.
Organisch materiaal in je bodem helpt enorm. Het verbetert niet alleen de structuur, maar zorgt er ook voor dat je bodem minder snel helemaal uitdroogt. En een licht vochtige bodem neemt nu eenmaal veel sneller water op dan een kurkdroge. Mulchen speelt hier een dubbelrol in. Die mulchlaag zorgt ervoor dat regenwater niet met een klap op de bodem terechtkomt, maar gefilterd door het bladmateriaal zachtjes insijpelt. Net zoals je bij potten een broeiskop gebruikt voor een fijne straal, werkt mulch als een natuurlijke buffer tegen harde waterstralen.
Mulchlaag
Maar het meest opmerkelijke effect van mulchen is wel de temperatuurregeling. Op een hete zomerdag kan het onder een mulchlaag wel 20 tot 25 graden koeler zijn dan op kale grond. En zoals we al zagen, neemt een koele bodem water veel beter op. Al deze factoren samen maken dat een gemulchte bodem met veel organisch materiaal water veel efficiënter gebruikt.
Negatief verrast
Hoe weet je nu of je goed water geeft? Dat is moeilijk algemeen te zeggen, omdat elke situatie anders is. Maar wat ik wel vaak merk, is dat mensen verrast zijn hoe traag een droge bodem in de zomer water opneemt. Het beste is om het zelf te testen. Geef water zoals je normaal zou doen, wacht een uurtje, en graaf dan met een handschepje een klein putje. Kijk hoe diep het water is gezakt. Bij goede grond met veel organisch materiaal zit het misschien al diep, maar bij zware klei zul je zien dat het vaak tegenvalt.
Dat brengt me bij een belangrijk principe: geef liever één keer lang en grondig water, dan vaak een beetje. Als je met een gieter snel wat water geeft, dringt dat misschien maar een paar centimeter de grond in. En dat is precies de zone waar water het snelst weer verdampt – door wind en zon. Bovendien gaan planten dan oppervlakkig wortelen. Maar als je water diep in de grond krijgt, blijft het daar langer beschikbaar en worden planten gedwongen diepere wortels te maken.
Wij gebruiken hiervoor vaak een zwenksproeier die heen en weer gaat. Die laten we drie à vier uur op dezelfde plek staan. Het lijkt misschien overdreven lang, maar zo krijgt het water de tijd om echt diep in te zakken. Het resultaat is dat we in een droge zomer soms maar om de drie à vier weken hoeven te geven. En dat is veel efficiënter dan elke paar dagen een beetje. Bovendien, als er tussendoor een regenbuitje valt, wordt dat water veel beter opgenomen omdat de bodem al voorbereid is.
Een groot voordeel van deze aanpak is dat je planten sterker worden. Als je ze in het begin wat laat “zoeken” naar water, ontwikkelen ze een steviger wortelgestel. In het begin lijkt het misschien alsof ze het moeilijker hebben, maar later in het seizoen pluk je daar de vruchten van. Planten die diep geworteld zijn, kunnen langere droge periodes veel beter doorstaan.
Wanneer?
Wanneer je water geeft op de dag maakt ook uit. ‘s Ochtends vroeg is ideaal – weinig wind, de zon is nog niet sterk, en planten drogen snel op. ‘s Avonds geef je beter niet, omdat planten dan de hele nacht nat blijven en gevoeliger worden voor schimmels. Overdag kan wel, maar er is meer verdamping door de warmte. Dat verhaal dat waterdruppels als een vergrootglas werken en bladeren verbranden? Dat heb ik nog nooit zien gebeuren, maar het is wel minder efficiënt omdat er meer water verloren gaat.
Observeren
Uiteindelijk komt het neer op observeren en aanvoelen. Elke tuin is anders, elke zomer is anders. Sinds een paar jaar hebben we te maken met extreem lange droge periodes afgewisseld met natte tijden. Wij zijn erachter gekomen dat na drie weken droogte het tijd is om water te geven, ook al voorspellen ze regen. Want als je te lang wacht, wordt de bodem te droog en neemt hij nog moeilijker water op. Beter geef je preventief water op de goede manier, zodat je bodem klaar is voor wanneer er wel regen komt.
Het is een leerproces, net zoals alles in de tuin. Maar als je eenmaal doorhebt hoe water zich in jouw grond gedraagt, kun je er veel gerichter mee omgaan. En dat maakt uiteindelijk het verschil tussen planten die overleven en planten die floreren, zelfs als het lang droog is.
Wat je hierboven leest, is een transcriptie van de podcast. Deze tekst bevat de hoofdpunten van de opname, maar is altijd beknopter dan het origineel. Wil je het volledige verhaal, met alle details, dan kan je best de opname bovenaan beluisteren!
Wil je het in je auto, tijdens het sporten of tuinieren beluisteren, dan is het misschien handig om dit via mijn Spotify-kanaal te doen: Je Eigen Perfecte Tuin
Lijkt mij zeer nuttig ben nieuwsgierig